Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Tweede stuk
(1867)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 913]
| |
Hij was, voor dien tijd, een man van meer dan gewone talenten, bekend door eene Afscheidsrede van Zuidlaren, Gron. 1720 8o, en eene Hernieuwde intrêerede, na het bedanken voor het beroep van 's Gravenhage, Gron. 1735, en eenige aanteekeningen, betreffende meest het verborgen leven voor den Heere van S. Tjaden, Gron. 1751 8o. 3de en 1775 4de uitgaaf. Hij was ook geen onverdienstelijk dichter blijkens zijne treurzangen: Op de ontbinding van Mej. A.M. Tjaden, huisvrouw van J.F. Bymolt, ontslapen den 14 Maart 1726, te Groningen bij Jurgen Spandaw. Op het overlijden van Sicco Tjaden, predikant te Boven-Pekel-A, bij denz. 1726. Ter nagedachtenis van de Godzalige nu zalige Mej. Hibbelina Maria Wolbers, huisvrouw van A. Buning, gestorven den 3 Julij 1733, Gron. bij Hajo Spandaw. Maar vooral stond hij bekend als een weldadig man, die, hoewel vader van een talrijk gezin en niet vermogend zijnde, nooit zijne wijk kon bezoeken, zonder weg te geven wat hij bij zich had. De uitgegevene leerredenen ademen dan ook een liefderijken en werkdadigen christengeest, door wier innige kracht de stijl zelf zich verheft boven den, veelal, onbehagelijken preektrant van dien tijd.
Zie van der Aa, Nieuw Biogr. Anth. Crit. Woordenb., D. II. bl. 257; Drenthsche Volksalmanak 1841, bl. 104; Arrenberg, Naamreg. van Boek. |
|