[Johannes Hemsterhuis]
HEMSTERHUIS (Johannes), zoonvan Sibout Hemsterhuis en van Margaretha Swilda, te Leeuwarden geboren, werd den 3 April 1674, op zijn achttiende jaar, als student ingeschreven en bezocht vervolgens de Leidsche hoogeschool, waar hij in 1678, na het verdedigen eener Dissertatio Historiam laborantis chlorosi exhibens tot doctor in de geneeskunde werd bevorderd. Na eenigen tijd met lof de geneeskunde in zijne geboortestad te hebben uitgeoefend, werd hij in 1704 tot hoogleeraar in de geneeskunst te Deventer beroepen, en aanvaardde zijn ambt den 11 Junij van dat jaar met eene Oratio de Medicinae necessitate, dignitate, causisque infrequentioris successus. Nog geen twee jaren na zijne aanstelling, den 6 Januarij 1706, overleed hij in den ouderdom van 49 jaren. Zijn lijk werd in de Westerkerk te Leeuwarden begraven en zijne stiefdochter Jetske Reinou van der Malen vereerde zijne nagedachtenis met een lijkdicht. Hij huwde Rixt de Horn, wed. van Mich. van der Malen, in leven j.u.d. oud-schepen der stad Leeuwarden en president van het Nassausche krijgsgerigt. Hij was volgens getuigenis van Camp. Vitringa een ijverig beoefenaar der wiskunde, doch liet geen werken na behalve zijn Oratio, Franeq. 1704, fol. Hem werd door zijn landgenoot R. Roukema, chirurgijn te Leeuwarden, in 't zelfde jaar nog opgedragen zijn Naamboek der beroemde genees- en heelmeesters van alle eeuwen.
Zie de Crane, Bijzonderheden de familie Hemsterhuis betreffende, bl. 9, volgg.; Dezelfde, Letter- en Geschiedk. Verzameling van eenige biogr. bijdragen en berigten, bl. 53, 54; Vriemoet, Ath. Fris., p. 742; Haller, Bibl. Med. Pract., Vol. IV. p. 384; J.R. van der Malen, Zede-, Mengel- en Lijkdichten, Leeuw., 1728. bl. 128; Camp. Vitringa, Programma funcbre.