Maart 1724 overleed. Zijne tweede dochter Sara stierf mede in 1724. Blijkens een vers in het album van zijn' broeder beoefende hij de Latijnsche poëzy; ook gaf hij, behalve het gemelde werk, in het licht:
Historia et analysis Anthritidis vagae, Leovardiae, 1666. 12o.
Zie de Crane, Bijzonderheden de familie Hemsterhuis betreffende, bl. 8, volgg.; Dezelfde, Letter- en Geschiedk. Verzameling van eenige biogr. bijdragen en berigten, bl. 51, volgg.; Kurt Sprengel, Versuch einer Pragm. Geschichte der Artzneikunde, Th. IV. S. 167; Hallers Bibl. Med. Pract., Vol. II. p. 194; van Swieten, Boerhav. Aphor., Tom. V.; Thomas Bartholinus, Anatome, p. 621; Aitzema, zaken van Staat enz., D. XI. bl. 115; Vriemoet, Ath. Fris., p. 742; J.C. Adelung, Fortsetsung von Jöchers Gelehrten Lexicon, B. II. S. 1908, Art. Hemsterhuis; U. Huber, Oratio de vita gloriosa et exitu tragico Cels. Guil. Fred. in de Auspicia Dom. Orat. XI. p. 260 seq. Op. Min.; Boekzaal der Cel. Wereld, April 1724. bl. 497.