1847 plaats vond. Zonder eenige praal werd zijn stoffelijk overschot op de begraafplaats te Muiderberg ter ruste gezet.
‘Krachtig van geest, vast van wil, zuiver van zeden, diepdenkend, geleerd, werkzaam, was hij te regt bij zijne natuurgenooten en de overheid geacht en bij zeer velen op buitengewonen prijs gesteld.’ De koning had hem het ridderkruis der orde van den Nederlandschen Leeuw geschonken en onderscheidene maatschappijen en genootschappen benoemden hem tot lid. Reeds in 1796 tot lid der Hollandsche maatschappij van kunsten en wetenschappen te Haarlem gekozen, vierde deze geleerde kring in 1846 het jubelfeest van Heilbron's lidmaatschap, door te doen vervaardigen eene medaille ter zijner eere, waaruit bleek dat hij het oudste lid dier maatschappij was.
Heilbron was gehuwd, doch de naam zijner vrou w wordt niet vermeld. Hij liet na ééne dochter en één zoon.
Bij zoo veel werkzaamheden wist Heilbron nog den tijd te vinden om voor de pers te werken en alzoo in ruimeren kring werkzaam te zijn. Aan vele geneeskundige en niet geneeskundige tijdschriften was hij een ijverig medewerker. Wij laten hier eene opgave volgen van hetgeen ons van zijnen arbeid bekend is:
Verhandeling over het bezigen van purgeermiddelen in de borstziekte. Bekroond door het genootschap: Servandis Civibus en in zijne verhandelingen opgenomen. (1790. 8o.)
Iets over het verband van de scrophuleuse klierziekten, Engelsche ziekten en dauwworm. In den Algem. Konst- en Letterb. 1791. D. II. bl. 19a.
Verhandeling over de oorzaken van het beslag op de tong, deszelfs verscheidenheden, enz. Met zilver bekroond door het Bataafsch genootschap van proefondervindelijke wijsbegeerte te Rotterdam en in het 10e deel (1796 4o) van zijne verhandelingen opgenomen. Deze verhandeling is ook in het Hoogduitsch overgezet.
Adres en vertoog ter verbetering van het genees- en heelkundige in 1796 aan de Nationale vevgadering overgegeven, enz. 's Hage 1797. 8o.
Verhandeling over de ziekteteekenen uit de oogen in heete ziekten. Met zilver bekroond door het Bataafsch genootschap te Rotterdam en in het 11e deel (1798 4o.) zijner verhandelingen opgenomen.
Verhandeling over de teekens of verschijnselen der oogen in sleepende ziekten. Met goud bekroond door hetzelfde genootschap en in het 2o deel (1801. 4o.) zijner nieuwe verhandelingen opgenomen.