boven aan op het tweetal voor het hoogleeraarambt in de ontleedkunde. Zijn chef, de agent van Kooten, wist hem echter over te halen om, voor zijne benoeming nog, curatoren te verzoeken geene verdere aandacht aan zijn persoon te wijden. Kort was echter zijne loopbaan als secretaris bij genoemden agent, want toen deze in 1799 als gezantschaps-secretaris naar Spanje vertrok en door den hoogleeraar van der Palm werd opgevolgd, stelde deze aan van Heekeren voor, om het secretariaat des agentschaps met den post van commissaris tot de zaken der geneeskundige staatsregeling te verwisselen.
In die betrekking is door van Heekeren in korten tijd veel tot stand gebragt, dat strekken kon tot verbetering van alles wat in ons vaderland op de geneeskunde betrekking had. Wij kunnen deswege niet in bijzonderheden treden; maar men heeft slechts het werk: Geneeskundige verordeningen van het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek in te zien, om zich een denkbeeld te vormen van de werkzaamheden, die in weinige maanden volbragt werden, en waaraan van Heekeren geen gering aandeel had.
Bij die werkzaamheden bleef hij de voortbrengselen der nieuwere letterkunde beoefenen en ging hij voort alles wat in zijn vak uitkwam met ijver na te gaan. Ook bleef hij niet achter om eigene waarnemingen naauwkeurig op te teekenen, en somtijds algemeen bekend te maken. De vaccinatie trok bijzonder zijne aandacht; alles wat hij daarvan bij gelegenheid van een verblijf te Zierikzee had opgeteekend bleef, voor zoover ons bekend is, door zijnen ontijdigen dood, ongedrukt.
Aan zulk een werkzaam leven, maakte de dood, na eene ziekte van slechts weinige dagen, in den nog jeugdigen leeftijd van 29 jaren, een einde. Van Heekeren overleed den 1sten Junij 1803, mejufvrouw Adriana de Jongh als zijne treurende bruid achter latende.
Van zijne hand ziet het licht:
(Met B.J. Kronenberg) Verhaal van het gebeurde tusschen S. van Schaik, Med. Student en den Majoor L.E. van de Graaff; met de gevolgen van dien, Leid. 1794. 8o.
Verregaande onkunde en wrede handelwijze van twee zogenaamde vroedmeesters; in den Nieuwe Alg. Konst- en Letterbode, 1799. D. I. bl. 19. a.
Benoeming door het uitvoerend bewind van eene commissie van vijf geneeskundigen tot het vervaardigen van eene pharmacopoea Batava; in hetzelfde weekblad, 1799. D. I. bl. 122. b.
Rapport omtrent het invoeren van geboorte- trouw- en sterf-