Walburg van Lijnden, dochter van Steven, heer tot Sinderen en van Antonia van Amstel van Mijnden, vrouwe van Loosdrecht en Oudekerk.
In krijgsdienst blijvende, was hij echter niet vreemd aan het bestuur van het graafschap Zutphen en protesteerde hij onder anderen op den 24sten en 25sten Februarij 1623 tegen de examinatie van de lijst der middelen in tegenwoordigheid van Alexander van der Capellen, wien men niet in de ridderschap toe wilde laten, omdat niet genoeg bewezen was dat de Boedelhof eene havezathe zou zijn. Den 19den September 1623 verkreeg hij dat het quartier zijne voorspraak zou zijn, opdat zijne compagnie van Vlaanderen naar Zutphen verlegd werd.
Den 27sten Junij 1625 werd hij ‘genomineerd om te gaan in 't collegie van de Admiraliteit van Rotterdam, indien ZEd. den militairen dienst sal komen te quitteeren.’ Na den dood van Derck van Dort, heer van Dort, kolonel, landdrost van het graafschap Zutphen en scholtus binnen en buiten Zutphen, in 1625, werd hij in diens plaats gekozen, doch had nog eens gelegenheid om het leger goede diensten te bewijzen, namelijk in September 1627, toen hij op last van prins Frederik Hendrik den aftogt dekte van het leger van Grol en over den gunstigen afloop daarvan door den vorst geprezen werd. Als landdrost oefende hij intusschen veel invloed uit en hij wist den 14den December 1629 te bewerken, dat het landdrostambt niet zou gelost worden, zoo lang hij en zijn zoon Evert leefden, en dat het ‘na doode of resignatie’ op dien zoon moest komen. Langzamerhand vormde er zich echter in de ridderschap eene den landdrost vijandige partij, die echter niet op kon wegen tegen de zijne. Hevige twisten waren daarvan dikwijls de gevolgen en het gebeurde niet zelden dat deze tot dadelijkheden overgingen.
Walraven van Heeckeren, die ook nog de betrekking van burgemeester van Lochem bekleedde, overleed den 11den October 1645. Zijne kinderen uit het eerste huwelijk waren: 1o. Johanna, in 1631 gehuwd met Coenraad van Huus tho die Rees, in 1652 overleden; 2o. Agnes, in 1642 gehuwd met Adriaan van Beest van Rhenoy en in 1647 gestorven. Uit het tweede huwelijk had hij een zoon, Evert genaamd, die volgt.
Zie van de Capellen, Gedenkschr. D. I. bl. 431, 432; Quartier recesson van het graafschap Zutphen; Uit familie-aanteekeningen aangevuld.