Behalve een groot aantal verhandelingen over verschillende onderwerpen schreef Haug de volgende werken, die door den druk zijn bekend gemaakt.
Brieven uit Amsterdam over het nationaal tooneel en de Nederlandsche letterkunde; uit het Hoogduitsch, Amst. 1805. 12o.
Beschouwing over den oorsprong der Duitsche schouwspelen en schouwspeldichters; uit het Hoogduitsch, Haarl. 1806. 8o.
Redevoering over het nut en gewigt der geschiedenis. Delft, 1816. 8o.
Inleiding tot de algemeene geschiedenis, en betoog van het nut en gewigt derzelve, Delft, 1820 kl. 8o. 2de druk.
Verhandeling over den geest en de zeden der middeleeuwen, en voornamenlijk over de heimelijke en openlijke geregten, tournooijen, kruistogten enz. Amst. 18 ?. 8o.
De dertigjarige oorlog; eene bijdrage tot de krijgskundige geschiedenis; met de levens- en karakterschetsen der beroemdste Veldheeren. Delft, 1826. 8o. 2 deelen.
Behalve deze werken leverde Haug in het Morgenblatt der Freymuthige, in den Algemeene Konst- en Letterbode, in den Militaire Spectator en andere tijdschriften, menig belangrijk artikel, door welk een en ander hij zich jegens onze letterkunde hoogst verdienstelijk maakte en daarom ten volle verdiende de onderscheiding die hem ten deel viel, door zijne benoeming tot lid van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem, van die der Nederlandsche Letterkunde te Leiden en van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap. Die allen deden hulde aan hetgeen door hem voor letteren en wetenschappen gedaan was, terwijl hij als mensch, door zijne regtschapenheid, beschaafdheid van zeden, aangename omgang en wat dies meer zij, zich de achting en genegenheid van allen die hem kenden verworven had.
Als dichter deed Haug zich kennen door een paar niet onverdienstelijke puntdichten, geplaatst in de vierde verzameling Dichtvruchten van den vriendenkring: kunst door vriendschap volmaakter, van welken kring Haug lid was. Hij teekende die C.F. Haug, onder welken naam allies verscheen wat hij uitgaf.
Zie Scheltema, Geschied- en Letterk. Mengelw. D. V. St. III. bl. 260-268; (C.A. Geisweit van der Netten) in den Milit. Spectat. D. II. bl. 212, 213, D. III. bl. 20-24; Algem. Konst- en Letterb. 1834, D. I. bl. 273, 274; Handel. der jaarl. vergad. van de Maatsch. der Ned. Letterk. te Leid. 1834. bl. 54-57; van der Aa, Nieuw Woordenb. van Ned. Dicht.; de Jonge, Naaml. van Boek.