Bassen, oud schepen en raad der stad, in zijne dienst geschorst, maar ook van het avondmaal geweerd. De Noord-Hollandsche Synode, in 1627 te Haarlem gehouden, bekrachtigde dit vonnis, maar stelde hem toch in de gelegenheid, om, door eene verklaring, dat hij in al de geloofspunten der Hervormde kerk instemde, zich weder tot het avondmaal toegelaten te zien, en zich, na eene beproeving van zes maanden, overal buiten Amsterdam weder beroepbaar te stellen. Hanecop voldeed hieraan, behield zijne jaarwedde, doch bleef buiten kerkelijke bediening. Ofschoon hij het in sommige opzigten met de Remonstranten eens was, verschilde hij toch ook met hen in anderen. Als een bewijs hiervan deelen wij mede, dat uit een brief van Episcopius aan den Rotterdamschen Remonstrantschen leeraar Petrus Cupus, ten jare 1643 geschreven, blijkt, dat Hanecop in dat jaar, en welligt reeds vroeger, onderhandelingen had aangeknoopt om tot leeraar bij de Remonstranten te worden aangenomen hetwelk echter geen gevolg gehad heeft. ‘Wij hebben, dus schrijft Episcopius, hier wederom eens gesproken met Galli caput (Hanecop). ende bevonden, dat de goede man in meest alle onse dingen met ons symbolizeert; 't ware een gewenst man, indien hij, in dit stuck van de absolute verkiesinge en volherdinge, soo stijf niet en ging; alhoewel hij te kennen geelt, dat hijder nooijt en soude van spreecken of prediken dan 't geene ter wederzijde welgenomen soude connen worden, ende niet dan tot stichtinge en soude dienen. Vreesde ick niet, dus vervolgt Episcopius, dat hij een hoop Contraremonstranten met hem slepen soude, die noch al meenen dat hij in 't princiepaale met de publijcke kerke hout, en die ons groote moeijte en verwerringe souden connen toebrengen, ick soude het voor mijn deel wel derven met den man
wagen’. enz.
Hanecop overleed te Amsterdam den 15den Julij 1655. Hij schreef:
Schriftuurlijke Leidsterre ter Zaligheid, Amst. 1658. 4o.
Welk werk door zijn zoon Cornelis is uitgegeven en waartegen de klassis van Zutphen in 1664 waarschuwde. Een andere zoon van hem, Arnoldus genaamd, verwierf van stadswege eene plaats als kweekeling in het Statencollegie te Leiden. De dichter Vondel heeft, in zijn Rommelpot van 't Hanekot, het gebeurde met Hanecop, zoo te Breda als te Amsterdam, bezongen.
Zie Croese, Kerk. Regist. bl. 51, 52; Vondel, Hekeldicht. (Amersf. 1736. 4o.) bl. 50; Wagenaar, Beschrijv. van Amst. D. IV. bl. 381; van Abkoude, Naamreg. van Ned. Boek. bl. 144; Kok, Vaderl. Woordenb. D. XX. bl. 421-423; Ypey en Dermout, Geschied.