[Jan Willem van Hamell]
HAMELL (Jan Willem van), luitenant ter zee, voerde in 1788 het bevel over 's land schip de Admiraal Piet Hein en lag met dien bodem op het IJ voor Amsterdam, toen op den 18den Junij van genoemd jaar de Kattenburgers, die den zeildag vierden, door een geweldigen stormvlaag overvallen werden, en omstreeks 60 hunner den dood in de golven vonden. Van Hamell had het geluk een achttal personen, met behulp van den tweeden luitenant Schmidt, den kwartiermeester Kamp en hunnen manschap, van den dood te redden. Hij ontving daarvoor met de zijnen van de stadsregering een geschenk van 100 zilveren dukatons.
In 1791 had van Hamell, bevelvoerende op de Bellona, deel aan den togt van den kapitein Jan Izaak Werner Gobius naar Goram, waarvan wij op diens artikel hebben melding gemaakt. In 1793, met den rang van kapitein luitenant, bevel voerende op 's lands fregat de Waakzaamheid van 24 stukken, had hij, met den kapitein F.C. Duym, de koopvaardijvloot van den staat naar de noordkust van Spanje, Lissabon, Cadix en Malaga begeleid, en in het begin van Mei 1794, andermaal een groot aantal koopvaarders in bescherming genomen hebbende, de terugreis naar het vaderland aangenomen. Op de hoogte van Brest ontmoette hij twee Fransche fregatten, die jagt op hem maakten.
Ten einde den kapitein Duym gelegenheid te geven met zijn schip, dat eene rijke lading in geld en koopwaren in had, te vlugten, besloot van Hamell alleen den vijand af te wachten, aan wien hij echter na eenen zeer dapperen tegenstand, die door den vijand zelven geroemd werd, genoodzaakt was zijnen bodem over te geven. Als krijgsgevangen woonde hij vervolgens de beroemde zeeslagen bij van den 28sten en 29sten Mei en van den 1sten Junij, welke tusschen de Fransche en Britsche vloten geleverd werden, en bleef daarna nog veertien maanden met de zijnen opgesloten in een klooster te Quimper Corantin, waar aan alles gebrek was. Met het sluiten van