Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 7
(1862)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 577]
| |
Luiksche kerk. Hij volgde in 1301 Guilielmus II als bisschop van Utrecht op. Hij bekrachtigde in 1307 het door den Heer van Naaldwijk in die plaats gestichte Collegie van Kanunniken; woonde in 1311 het vijftiende algemeene Concilie dat te Viènne in Frankrijk werd gehouden, bij. Bij die gelegenheid bood Paus Clemens V hem, op aanzoek van den Koning van Frankrijk, de waardigheid van Kardinaal aan, waarvoor hij echter bedankte. In zijn afwezen, ontstond er in zijn bisdom een oproer, dat nogtans door hem bij zijne terugkomst werd gestild. Hij stierf den 29 Mei 1317 schielijk en onverwacht. Men roemt zijne voorzigtigheid en beleid, ootmoed en eenvoudige levenswijs. Volgens Fabricius worden zijne kerkelijke verordeningen van 1310 in de Bibliotheek der Leidsche Hoogeschool bewaard.
Zie Fabricii, Bibl. Med. ac. infim. aetatis T. VI. p. 397; Miraei, Dipl. T. I. p. 321; Bat Sacra. T. I. p. 174, 177; Matthaei, Anal. T. V. p. 868 Chronicon; Joh. de Beka, p. 90; van Gils, Katholyk Meyerysch Memorieboek bl. 72; van Gils en Coppens, Nieuwe Beschrijv. van 's Hertogenb. D. I. bl. 137, 138; Brandt, Hist. der Ref. D. I. bl. 26; van der Chijs, de Munten der Heeren en steden van Overijssel bl. 54; Dez. de Munten der Bisschoppen van de Heerlijkheid en de Stad van Utrecht bl. 93. |
|