[Guillaume, bijgenaamd Walon]
GUILLAUME, bijgenaamd WALON, waarschijnlijk te Luik of in de omstreken er van geboren, had tot onderwijzer zekeren Alestan of Adelmann, onder wien hij zich op de letteren en de godgeleerdheid toelegde. Na de scholen doorloopen te hebben werd hij monnik te St. Arnoul bij Metz, waarvan hij in 1050, na den dood van den abt Warin, tot abt werd verkozen. Manasse, aartsbisschop van Reims bonoemde hem tot abt van St. Remi. De paus was zeer ingenomen met die keus, doch Guillaume, die veel van den aartsbisschop, die zeer inhalig was, te lijden had, besloot spoedig afstand te doen. Op een brief naar Rome, waarin hij de redenen van zijn afstand mededeelde, geen gunstig antwoord ontvangen hebbende, begaf hij zelf zich in 1073 of in den aanvang van 1072 derwaarts. Te Remi wedergekeerd, gaf hij den staf aan Manasse terug, en sloot zich te St. Amoul op. Toen Keizer Hendrik IV Herman, bisschop van Metz, in 1085 verjaagd had, werd Guillaume door hem in zijn plaats gekozen, doch ook van deze waardigheid deed hij afstand, en begaf zich in de abdij van Gorze, niet verre van Metz. Later werd hij wederom abt van St. Arnoul, waar hij den 22 December 1098 stierf.
Mabillon heeft in zijne Analecta 1e edit. T. I p. 247-276 2e ed. 456-459 van hem in het licht gegeven.
Wilhelmi Abbatis Mettensis Epistolae VII.
Oratio domni Wilhelmi Abbatis, in commemoratione S. Augustini ante consecrationem dicenda. Anal. 1e edit. p. 281-286, 2o ed. p. 460,. 461.
Zie Hugonis, Flaviniac. Chronicum p. 237, 238, Mabillon, Annal. L. LIX n. 89, LXIII n. 89, LXIV n. 6 & LXV n. 75 et annot. ad Epp. Willelmi; D. Rivet, Hist. Litt. de la France T. VIII. p. 304-312; D. Remi Ceillier, Hist. gén. des Auteurs etc. T. XXI p. 40-42; Paquot, Mém. T. I p. 418; Fabricii, Bibl. Med. et Infim. Lat. T. VI p. 406.