partitie van Zeeland, Hoogbaljuw van Brugge, in 1584 met Joachim Ortel door de Algemeene Staten naar Engeland gezonden, om van de Koningin krachtdadigen onderstand te verzoeken, mits de Algemeene Staten of eenige bijzondere steden ter harer keuze of haar schuldbrieven leverden voor het beloop harer verschoten penningen, en men zich daarenboven verbond, geen verdrag met Spanje of eenige andere Mogendheid te zullen aangaan zonder hare bewilliging. Dit gezantschap slaagde echter niet, daar de Koningin op zulke geringe verzekeringen als de schuldbrieven der Staten waren, van welke zij er nog vele in handen had, geen hulp wilde verleenen. In het volgende jaar werd hij met andere wederom naar Engeland gezonden om de Koningin in naam der Algemeene Staten de opperheerschappij aan te bieden.
Zie Bor, Nederl. Oorl. B. XX bl. 63 (635 Remonstr. van Oldenbarneveld in de waarachtige Historie bl. 176; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. VIII bl. 34-36, 88, 90; Kok, Vaderl. Woordenb. o.h.w. Nieuwenhuis, Wvordenb. van Kunsten en Wetenschappen, o.h.w. Cronijk van het Histor. Genoots. jaarg. VIII bl. 43.