[Antonij van Grijspeere]
GRIJSPEERE (Antonij van) en Gerrit van Ratingen, gewezene Raden in het hof van Utrecht, en in het jaar 1580 woonachtig te Emmerik, hadden zich in datzelfde jaar ten voordeele van Parma, ingelaten met Willem van Montfoort, Drost van Hattem, om die stad in handen van den Koning te leveren. Niets anders hadden zij daarvoor bedongen dan vergiffenis en onderhoud voor hun en de hunnen, indien zij hierom vervolgd zouden worden, 't geen hun ook werd toegezegd. Zoo zorgvuldig beleidden zij dit stuk, dat veertig man, door Rennenberg naar Hattem gezonden, door hen werden ingelaten. Doch de Drost en zijn vader werden gevangen naar Arnhem gevoerd en aldaar onthoofd, de bespringer eerst uit de stad en later uit de naast bijgelegene steden gejaagd. Waarschijnlijk was hij dezelfde met Antonij van Grijspeere Commissaris in de troublen van 1567 en 1568, wiens verbalen op 's rijks archief berusten en weleer door Marcus voor zijne sententien van den Hertog van Alba zijn gebruikt.
Zie Kok, Vaderl. Woordenb. o.h.w. Grijspeere, Kronijk van het Hertog. Genootschap jaarg. VIII bl. 466.