fanterie overgeplaatst, waarbij hij alle verdere rangen verwierf. Eerst als luitenant bij de garde van den raadpensionaris in 1805 benoemd, ging hij daarop over bij de garde van den koning van Holland en volgde het leger naar Duitschland in de jaren 1806 en 1807. In 1809 kapitein zijnde bij het 4e regt. infanterie, was hij in Zeeland bij het leger tegen de Engelschen en ontving in 1811 zijn pensioen. Hij bleef tot na de revolutie in 1813 verder buiten werkelijke dienst, maar is nog korten tijd als kapitein van kleeding geplaatst geweest bij het regiment garde, soldij van Amsterdam.
Bij het uitbreken der revolutie was hij een van de eersten, die zich te Amsterdam aan Kraijenhoff aansloot. Deze trok veel partij van hem want hij belaste hem met het oprigten van een bataillon infanterie, waarbij hij als luitenant-kolonel werd geplaatst. Hij heeft in die dagen zeer belangrijke diensten bewezen aan de goede zaak en bij de blokkade van Naarden had hij het bevel over een korps, dat zamengesteld was uit de nieuw opgerigt wordende infanterie bataillons waarin hij den 13 Februarij 1814, vervangen werd door den luitenantkolonel Robert Bruce.
Bij Quatre-bras vestigde hij zijn welverdienden krijgsmansroem. Aan het hoofd van een bataillon jagers vergezelde hij den generaal Perponcher in den nacht naar die plaats, welke door de Franschen zeer ernstig werd bedreigd. Hij heeft zich in het gevecht bij Quatre-bras bijzonder onderscheiden. Door 2 sabelhouwen, een in het hoofd en een in den arm, werd hij den 16 Junij zwaar gewond.
Tot belooning van zijne dapperheid werd hij door koning Willem I benoemd tot ridder der militaire Willemsorde 3e klasse. Hij bleef aan het hoofd van een bataillon infanterie tot het jaar 1828, toen hij tot plaatskommandant te Utrecht werd aangesteld. In 1829 tot kolonel bevorderd zijnde, werd hij in 1837 lid van het hoog militair geregtshof en ontving hij kort daarna den rang van generaal-majoor.
Hij was ook ridder der orde van den nederlandschen leeuw. Hij huwde den 21 April 1813 te Amsterdam met Elisabeth Cornelia van Liesvelt.
Zie Bosscha, Neêrl. heldend. te land D. III. bl. 447 en volgend. Het blocus van Naarden door V.S. in het Vaandel 1855. (5o Jaargang).