[Oene van Grovestins]
GROVESTINS (Oene van), broeder van Wybe, was sedert 1561 Grietman van Menaldumadeel, in welke betrekking hij in 1572 door Hette Aebinga opgevolgd, doch later hersteld werd. Hij was deelgenoot van het verbond der Edelen, en bevond zich in Franeker bij het omslaan dier stad voor den Prins, wiens zijde hij koos. Hij werfde eenig volk, vereenigde zich met andere Edelen, trok naar Enkhuizen en werd door den Prins tot Luitenant-admiraal van Duco Martena aangesteld, ten einde de Eems te bezetten en den toevoer van granen naar koningsgezinde plaatsen te beletten. Van de algemeene vergiffenis uitgesloten, verliet bij voor een tijd het land. Na zijne wederkomst werd hij in 1582 Kolonel van Westergo, en in 1596 Volmagt van de V deelen. Drie jaren later (27 Mei 1599) deed hij, hoewel vermoedelijk reeds lang de Hervormde godsdienst toegedaan, zijne belijdenis. Hij keerde ziek weder van den landdag, door de Volmagten van Oostergoo en Westergoo te Franeker gehouden, en stierf den 18 van Zomermaand 1600 te Berlikum, waar hij zijne woonplaats had en begraven werd. Hij huwde 1o met Joanna Bulters, 2o met Hijlck Oetsma.
Zie Winsemius, Chron. B. XVII. bl. 592; Bor, Nederl. Oorl. B. VI. bl. 279; J. Carolus, de Rebus Casparis à Robles Billaei in Frisia gestis Comment. lib. II p. 100. Mss. Aanteekeningen des Heeren van Haersolte, aangeh. bij te Water, Verbond en Smeekschriften der Edelen D. II. bl. 427, 428; Scheltema, Staatk. Nederl. D. I. bl. 403. J. Nota Tweetal Leerredenen. Franeker 1781. Kok, Vaderl. Woordenb. D. XVIII. bl. 755. Ferwerda, Adelijk en Aanzienlijk Wapenboek. D. I. St. II. bl. 99. volgg. Bosscha, Neêrlands Heldend. te land. D. I. bl. 494.