Jonctys gaf later eene omwerking van dit geschrift onder den titel: De Pijnbank wedersproken en bemagtigd.
Intusschen werden er pogingen aangewend om Grevius te verlossen en voor de dienst der gemeente terug te erlangen. Een verzoekschrift daartoe van de directeuren der societeit bleef zonder uitwerking, en eene eerste poging van den mede uit het tuchthuis gevlugten Dominicus Sapma, tot zijne bevrijding ondernomen, mislukte. Den 9den October 1621 kreeg men berigt dat Grevius met zijn lotgenoot Samuel Prince naar Loevestein zou vervoerd worden. Nu wilde Sapma nog eene poging wagen, die beter gelukte. Door middel van nagemaakte sleutels werden de kerkerdeuren geopend en de gevangene langs touwladders naar beneden gelaten.
Na zijne verlossing bleef Grevius nog eenige maanden de gemeente te Amsterdam in het geheim bedienen. Het volgende jaar vertrok hij echter naar Tonningen. Daar stond hij aan het sterfbed van Vorstius. Of de lijkrede, die hij bij de begravenis van dezen hoogleeraar hield, wel in druk is verschenen, is niet gebleken. Na een kort verblijf te Frederikstad reisde hij naar Hamburg, waar hij zijn werk, met een opdragt aan den vorst van Holstein, ter perse legde. Niet lang hierna is hij op eene reis naar Spiers vermist, zonder dat iemand ooit iets meer van hem vernomon heeft.
Onder andere brieven van hem is er eene in de Epistoloe proestantium ac eruditorum virorum (No. 405), den 19den October 1621 aan Conradus Vorstius geschreven, waarin hij een verhaal geeft van zijne zeldzame ontkoming.
Zie Brandt, Hist. der Ref. D. II. bl. 909, D. III. bl. 265, 884, 915, D. IV. bl. 221-224, 234-237, 579-588; Trigland, Kerek. geschied. bl. 806-819; Epist. praest. ac erud. viror. (ed 1704) No. 320, 376, 405, 422 en p. 625, 626, 670; Revius, Davent. Illustr. p. 625; Soermans, Kerk. Reg. van Zuid-Holl. bl. 98; Paquot, Mémoir. T. I. p. 545; Wagenaar, Beschrijv. van Amsterdam, D. IV. bl. 329, 337; Kok, Vaderl. Woordenb., Cattenburgh, Bibl. Remonstr. p. 92; Bayle, Diction. hist. et critiq. in voce; Kist, Synod. hand. in de zaak der Remonstrant. bl. 58; Tideman, de Remonstr. Broedersch. bl. 224, 305, 320, 337; 350.