[Anthony van Goignies]
GOIGNIES (Anthony van) of Gognies, Heer van Vendegies in Henegouwen, was een dapper krijgsman. Onder Karel V deed hij zijne eerste krijgstogten, klom allengs op, en voerde de lanciers in den roemrijken veldslag van St. Quentin aan. Hij was daarna onderbevelhebber over de hulptroepen, welke Filips II met den Hertog van Aremberg aan Karel IX, Koning van Frankrijk, toezond. De twist, welke na den dood van den Landvoogd Requesens over het Spaansch geweld ontstond, scheidde Goignies van de dienst des Konings. Op bevel der Algemeene Staten snelde hij ter hulp aan het bedreigde Antwerpen, maar bij de nederlaag der burgers werd hij gevangen genomen. De vrijheid herkregen hebbende, werd hij tot veldmaarschalk in het leger der Staten benoemd, en hij was de eerste die deze betrekking in de Nederlanden vervulde. Als zoodanig stond hij aan het hoofd der staatsche magt, toen Don Jan van Oostenrijk, in 1578, na de verrassing van Namen en na het verbreken van den vrede, zich gewapenderhand in het bezit der Nederlanden wilde stellen. Verlaten van de voornaamste legerhoofden, die het stadsverblijf boven het krijgsleven verkozen, moest Goignies het oppergebied in eenen moeijelijken toestand voeren. Ondanks zijne dapperheid werd hij bij Gembloers verslagen en gevangen genomen. Naar Namen gevoerd, bleef hij aldaar in verzekerde bewaring, totdat de meeste Zuidelijke gewesten zich aan den Koning onderworpen hadden. Toen geraakte hij in vrijheid en keerde in de gunst des Konings terug. Eerst werd hij tot lid van den geheimen Raad door Parma benoemd, daarna, toen Brussel in 1585 voor diens wapenen bezweek, werd hij tot krijgshoofd dier stad verheven. De tijd van zijn overlijden is ons niet bekend.
Zie (de Beaufort) Lev. van Willem I, D. III. bl. 188, 189; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. VII. bl. 107, 113, 166, 193; de Jonge, de Unie van Bruss. bl. 110-112; van Sypesteyn, de Veldmaarschalken van het Ned. Leger, medegedeeld in den Militairen Spectator 1849.