Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 7
(1862)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 221]
| |
der zeventiende eeuw geboren. Niet eerder dan in 1653 wordt zijn naam in de geschiedenis vermeld, in welk jaar hij als Raad van Braziliën herwaarts kwam, en den deerlijken staat van zaken aldaar, hoewel vruchteloos, open lag. Hij werd vervolgens in 1655 Rekenmeester van Zeeland en was Pensionaris van Vlissingen, toen hij in 1660 benoemd werd tot lid van het gezantschap, dat naar Engeland vertrok, om Koning Karel II bij zijne troonsbestijging te begroeten en een verbond van vriendschap met hem aan te gaan. Dit gezantschap kweet zich wel van de opgelegde taak en van Goch werd, inzonderheid door de Staten van Zeeland, bedankt voor den ijver, de naarstigheid en het beleid door hem aan den dag gelegd. In het laatst van April 1664 werd van Goch aangesteld tot gewoon Ambassadeur van dezen staat aan het Engelsche Hof, doch de spoedig daarop uitgebrokene oorlog deed hem in December 1665 op last der Staten huiswaarts keeren, en was hij alzoo niet meer instaat aldaar zijne bekwaamheden ten dienste van het land aan te wenden. Hij bleef vervolgens Rekenmeester van Zeeland, werd in Januarij 1667 Raad van Vlissingen en overleed in 1669.
Zie de la Rue, Staatk. Zeel. bl. 45-50; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. XII. bl. 382, D. XIII. bl. 10, 121, 125, 145, 166, 171; Scheltema, Staatk. Nederl. D. I. bl. 378. |
|