Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 7
(1862)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 171]
| |
delijk noemen, was de zoon van den voorgaande, en had zijne beste krachten veil voor het vaderland. Hij woonde in 1597 de belegering van Meurs bij als overste-Luitenant van den Graaf George van Solms, en werd, na de overgave dier stad, tot derzelver Gouverneur aangesteld. In 1598 echter, toen het Graafschap Meurs onzijdig was verklaard, keerde Ghistelles naar het leger terug, woonde in 1600 de verovering der forten Crevecoeur en St. Andries bij, en was tegenwoordig in den slag bij Nieuwpoort, waar hij zich dapper kweet aan het hoofd van zijn regiment tegen de Spanjaarden en Italianen van del Villar en d' Avalos. In 1601 werd hij Gouverneur van Rijnberk, tot wier inneming hij had medegewerkt. In 1602 woonde hij den togt van Graaf Lodewijk van Nassau naar Luxemburg bij, en werd in December 1603 tot Gouverneur van Ostende benoemd, tijdens die vesting door Albertus van Oostenrijk belegerd werd. In een brief van den 1 Februarij 1604, die nog voorhanden is, gaf hij de Staten van Utrecht een omstandig verhaal van de nieuwe belegerings-werken, die tegen de stad waren opgerigt, en hij sneuvelde aldaar op den 21sten Maart 1604 door een musketschot in de borst. Hij werd om zijne dapperheid en krijgskunde van ieder betreurd. Van Meteren noemt hem ‘een kloek en vroom man.’ Zijne afbeelding ziet het licht. Hij was gehuwd, eerst met Anna Cloet, dochter van Frederik Cloet, Gouverneur van Nuits, bij wie hij geene kinderen verwekte, en daarna met Adriana Sweters, dochter van den Baljuw van Rijnland, die hem een zoon schonk, Pedro genaamd, die behoort had tot het krijgsvolk dat Breda door middel van een turfschip verrastte, en die, als vaandrig van eene compagnie en als het land een en dertig jaren gediend hebbende, voorkomt op eene lijst van officieren, denkelijk omstreeks 1621 opgemaakt, die als kapitein van eene compagnie geplaatst wenschten te worden.
Zie Ph. Fleming, Oostende: vermaerde.... ende bloedighe belegheringe, enz. bl. 418, met zijn portret; Hoogstraten, Woordenb.; te Water, Hist. van het verbond der Edel. D. II. bl, 415; Kok, Vaderl. Woordenb.; Schuller tot Peursum; Verz. berigt. omtr. de krijgsbevelh. bij Nieuwp. bl. 56, 57; Bosscha, Neêrlands Held. te land, D. I. bl. 381, Kron. van het Hist. Gen. te Utr. D. V. bl, 94-96, D. IX. bl. 168. |
|