in het heetste van den strijd. Wonderen van dapperheid werden door hem verrigt. Eindelijk brengt een der vijanden hem een diepe hoofdwonde toe. Het bloed gust den wakkeren knaap over het gelaat, maar te sneller vloeit het ook door zijne aderen. Woedend zwaait hij het zwaard om zich heen, en weet door de hem omringende vijanden heen te breken. Terwijl de zijnen terug wijken, rukt hij zich den doek van den hals en vangt zoo op nieuw het gevecht aan. Nu beginnen ook de soldaten van Ruychaver te wijken, en dezen laatsten steun zijn dorp te zien ontzinken doet zijne woede ontvlammen; hij stort zich op nieuw te midden der vijanden, doch een Spaansch bevelhebber beveelt hem smalend zich over te geven. Dat kon de dappere niet dulden, en zich voorover buigende slaat hij den hopman het hoofd af, werpt zich op dat hoofd en weet met zijnen buit Purmerende te bereiken, waar hij dien aan Sonoy brengt.
Zie Honig, Geschied. der Zaanl. D. I. bl. 113, 167, 168, 204, D. II. Aanteek. bl. 11.