[Jan Gerritsz van Embden]
GERRITSZ van EMBDEN (Jan), waarschijnlijk alzoo genaamd omdat Emden zijne geboorteplaats was, waar hij den 30sten April 1560 het eerste levenslicht aanschouwde. Op zestienjarigen leeftijd vestigde hij zich te Appingadam, waar hij in 1596 tot Doopsgezind leeraar werd verkozen. Hier was hij gedurende negen jaren met den grootsten ijver werkzaam. In 1606 vertrok hij naar Haarlem, bediende er mede de gemeente, maar na te vergeefs gepoogd te hebben de twisten aldaar bij te leggen, vertrok hij reeds in het volgende jaar naar Pruissen, om aldaar de gemeenten rond te reizen en te stichten. De gemeente te Dantzig verzocht hem dringend zich daar met der woon te vestigen, en hij gaf aan dit verzoek gehoor, was er met veel vrucht werkzaam en overleed er den 7den April 1617. Hij schreef:
Vijf Stichtelijke Predicatien gepredickt onder de Doopsghezinde vereenigde Gemeente in Pruyssen, Amst. 1650. 8o 2de uitgave met portret.
De tijd der eerste uitgave schijnt onbekend. Achter de tweede zijn geplaatst, behalve Twee brieven. Drie evangelische Predikatien, alsmede Stichtelijke Gebeden en Meditatien, dewelke mede ter zee gebruikt kunnen worden, Men wil echter dat deze gebeden en de drie predikatien het werk van Hans de Ries zouden zijn.
Een Vermaen Boeckjen om also door het rechte gelove, ende het beleven van Gods woord te komen, door Gods genade, tot de nieuwe wedergeboorte, met 42 Schriftuurlycke Liedekens, Amst. 2de druk 1648. 8o, 3de druk ald. 1655. 8o.
De afbeelding van Jan Gerritsz van Embden ziet het licht.
Zie Blaupot ten Cate, Geschied. der Doopsgez. in Groningen enz. D. I. bl. 58, 59, 64; Muller, Cat. van Portrett. bl. 93; Cat. van de Bibl. der Doopsgez. Gemeente te Amst. bl. 17, 58; Muller, Cat. van Godgel. Werk. Supplem. bl. 42, 72.