Hij bleef intusschen in Holstein, werwaarts hij zich begeven had. In 1626 nam hij reeds met anderen de dienst te Frederikstadt waar, terwijl hij intusschen door kleinhandel in zijn onderhoud voorzag. Den 30sten Mei 1632 tot vast predikant beroepen, verzocht hij in 1640 zijn ontslag. Op dringend verzoek bleef hij echter nog tot den 13den Mei 1647. Volgens Regenboog werd hij daarna te Hoorn beroepen en verkreeg hij den 14den Mei 1647 eene attestatie van zijnen eerlijken en stichtelijken wandel van Burgemeesteren en Raden van Frederikstadt. Vreemd is het, dat Geesteranus als predikant te Hoorn nergens elders vermeld wordt. Genoemde schrijver meldt ook dat Cornelis Geesteranus uit Loevestein ontvlugtte en van daar naar Frederikstadt vertrok.
Zie Brandt, Hist. der Reform. D. III. bl. 928-932, D. IV. bl. 936-940; Soermans, Kerk. Reg. van Zuid-Holl. bl. 94; Regenboog, HIst. der Remonstr. D. II. bl. 214; 349, 359, 381; Kok, Vaderl. Woordenb. D. XVII. bl. 92-97; Kist, Synod. hand. in de zaak der Remonstr. bl. 110-112, 128-133; Tideman, de Rem. broedersch. bl. 321, 322, 329, 330; Dezelfde, Frederikstad aan den Eider bl. 24; Mulder, Jan Faessen, D. II. Aanteek.