[Bauduin de Gavre]
GAVRE (Bauduin de), Baron van Inchy of Juchy, broeder van den voorgaande, beijverde zich, bij den aanvang der onlusten in 1576, zeer voor de zaak der vrijheid. Hij maakte zich in dat jaar van Kamerijk, in naam der Algemeene Staten, meester, en tot belooning van deze daad werd hem het bevel over die stad opgedragen. Hij teekende in 1577 de Unie van Brussel, maar scheen in 1579 tot de malcontenten te neigen, gelijk uit een mede door hem onderteekenden brief blijkt, door sommigen dier Malcontente Edelen geschreven, den 10den Februarij 1579. In den loop van dat jaar (17 April) meldde hij de algemeene Staten dat hem van die zijde groote aanbiedingen werden gedaan; hij roemde evenwel later dat hij en zijn broeder Charles, toen reeds om vermoeden van verraad gevangen, altijd vijanden der Spanjaarden zouden blijven. En hij wordt ook om zijne trouw geroemd, daar hij, schoon zeer slecht ondersteund, met alle magt Kamerijk voor den staat wist te behouden, en daartoe een traktaat sloot met den Baron de la Ferté, afgezant van den Hertog van Anjou, hetgeen door de Staten werd goedgekeurd. Ook de la Noue, te Kamerijk gekomen, gaf getuigenis van de Gavre's omwankelbare trouw, wat men ook aanwendde om hem tot ontrouw te verleiden. Hij verdedigde Kamerijk met onbezweken moed, en versloeg den 7den Januarij 1581 twee Albaneesche benden, waarvan weinigen slechts ontsnapten. De stad eindelijk door Parma naauwer ingesloten, werd door Anjou den 18den Augustus 1581 zonder eenige bloedstorting ontzet. Deze ontnam hem echter het gebied over de stad, waardoor de Gavre zeer verbitterd werd en kort daarna van spijt stierf.
Zie Bor, Ned. Oorl. B. X. bl. 750; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. VII. bl. 125; de Jonge, de Unie van Brussel, bl. 107, 108; Wiersbitzky, de tachtigj. Oorl. D. III. bl. 30, 531; Kervijn de Volkaersbeke en Diegerick, Docum. Hist. het Regist. op Gavre.