Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 5
(1859)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 306]
| |
1578, Raadsheer en in 1602 voorzitter in het hof van Friesland, en verwierf door zijne bekwaamheden het vertrouwen zijner landgenooten, vooral blijkbaar bij de hooggaande geschillen in Friesland in het jaar 1583. Hij wordt genoemd een sieraad van het land en van het Hof, een vriend van de zuivere godsdienst, een voorstander van vrijheid, regt en het algemeen belang. Hij stierf te Wirdum in Mei 1603 en werd er begraven. Hij was eerst gehuwd met Lisck Jouwsma, naderhand met Lisck Walta, of Waltinga, eindelijk aan Riem Galama, weduwe van Sjum Camminga. Zijn oudste zoon, Edo, was eerst Raad ter Admiraliteit, daarna Raadsheer in het Hof en won bij Foek Eelsma onder anderen twee zonen, Frans en Ritske, die later volgen. Zijn tweede zoon Juw of Julius volgt nader.
Zie te Water, Hist. van het verb. der Edel. D. II. bl. 387 noot, 390; de Wal, Orat. de Clar. Fris. Jurecons. p. 10, Annot. p. 14; van Sminia, Nieuwe Naaml. van Grietmann. bl. 99, 132. |
|