vaarders onder zijn geleide te nemen naar de Fransche havens. Onder weg ontmoette hij drie Engelsche oorlogsbodems, die de onder zijn konvooi zich bevindende schepen wenschten te laten onderzoeken. Wij kunnen het verhaal van het daarbij gebeurde hier niet invoegen; genoeg zij de vermelding dat Evertsen, door zijn daarbij gehouden gedrag, eenen oorlog, van welken de gevolgen onberekenbaar waren, voorkwam en daarvoor den dank inoogstte van 's lands overheden, die hem spoedig daarop het bevel over een zwaarder schip opdroegen. Hij bleef in dienst tot dat in 1758 zijn schip werd afgedankt. Hij stierf te Voorburg den 13den Januarij 1778 en was gehuwd met Cornelia Jacoba van Schuylenburch, dochter van Johan van Schuylenburch, afgevaardigde ter Staten Generaal. Hij liet twee dochters na, en alzoo stierf met hem de mannelijke stam van den Luitenant-Admiraal Johan Evertsen uit.
Zie Algem. Konst- en Letterb. 1818. D. II. bl. 200; Stuart, Vaderl. Hist. D. I. bl. 264-266; de Jonge, Lev. van Joh. en Corn. Evertsen, de geslachtlijst. No. 1; Dezelfde, Geschied. van het Ned. Zeewez. D. V. bl. 320-325.