[Cornelis Evertsen]
EVERTSEN (Cornelis), de Jonge, tweede zoon van Johan Evertsen voornoemd en van Maayken Cornelissen Gorcoms, werd te Vlissingen den 16den April 1628 geboren. Ook hij werd door zijn vader voor de zeedienst opgeleid, en was dan ook tegenwoordig bij de voornaamste zeeslagen van zijnen tijd. In 1652 tot Kapitein ter zee met het bevel over een schip aangesteld, woonde hij de zeeslagen bij van 1652 en 1653. In laatstgemeld jaar, toen Tromp sneuvelde, werd hij daarbij zwaar gekwetst, doch stond zijn vader dapper ter zijde. Hij nam in 1661 een oorlogschip der Portugezen, onder den befaamden Johan Collaert, en werd met eene gouden keten en penning door den Zeeraad beschonken. Hij vergezelde zijn oom Cornelis Evertsen, de oude, en de Ruiter op hunnen kruistogt naar Algiers in 1663, en streed dapper in den ongelukkigen slag van 1665. Den 7den Julij van dat jaar tot Schout-bij-nacht verheven, muntte hij uit door zijn gedrag in den vierdaagschen zeeslag, en werd vereerd door het lidmaatschap van den hoogen krijgsraad, die het vonnis moest vellen over die bevelhebbers, die eed en pligt gedurende den strijd hadden verzaakt. Hij was in 1666 tegenwoordig bij de zeeslagen tegen de Engelschen, onder den Generaal Monk, en de schade, welke zijn schip geleden had, bewees genoeg hoezeer hij deel had genomen aan den fellen strijd. Hij werd den 20sten Augustus van laatstgenoemd jaar tot Vice-Admiraal van Zeeland benoemd, en maakte zich den 11den September van dat jaar verdienstelijk, door met den Vice-Admiraal Sweers een kloek Engelsch oorlogschip the Royal Charles van 56 stukken te vermeesteren. In het volgende jaar hielp hij den togt naar Chattam bevorderen, en kruistte vervolgens
geruimen tijd om de Afrikaansche kapers te beteugelen. In 1672, 1673 en 1674 nam hij deel aan de gevechten tegen de vereenigde Engelsche en Fransche zeemagten, muntte uit door groote kloekmoedigheid, en werd in 1675 aangesteld tot Kommandeur van Vlissingen en Majoor van het fort Rammekens. Hij vergezelde in 1674 de Ruiter op zijnen togt naar Martinique, was in 1676 Opperhoofd van het eskader naar de Oostzee ter ondersteuning van Denemarken tegen Zweden, doch kwam, door storm en tegenwind tegengehouden, aan toen de grootste strijd reeds gestreden was. Eindelijk had hij in 1678 het bevel over de vloot, bestemd om, in vereeniging met de Spaansche zeemagt, Messina te vermeesteren. Reeds op zijnen togt naar Cadix geraakte hij met zes Fransche oorlogschepen slaags, waaruit een hevig gevecht ontstond, waarin de onzen aanmerkelijke schade ontvingen, doch de overwinning op hunne zijde hadden, daar de Franschen gedurende den nacht weggezeild waren. De oorspronkelijke bedoeling van de uitrusting der vloot verviel, door dat de Fransche koning de stad Messina verlaten had. Na eenen togt naar Barcelona, op last van den Spaanschen koning ondernomen, waarbij evenwel niets van aanbelang voor-