[Wilhelmus Eversdijk]
EVERSDIJK (Wilhelmus), zoon van Johannes Eversdijk, laatst predikant te 's Gravenpolder, en van Cornelia van Campen, en neef van den voorgaande, werd den 25sten December 1653 te Ellewoutsdijk, waar zijn vader toen predikant was, geboren. Hij studeerde in de godgeleerdheid en de wijsbegeerte aan de Utrechtsche Hoogeschool, waar hij Voetius tot leermeester had, en diens gevoelen geheel zijn leven aankleefde. Tot de openbare predikdienst toegelaten, werd hij te Wemeldingen in 1681 predikant, waar hem een groot ongeluk trof, door dat een booswigt zijne woning in brand stak, waardoor alles verloren ging, behalve zijne leerrede, die hij den volgenden dag moest uitspreken. Hij vertrok van daar in 1684 naar Oostzaan, in 1685 naar 's Hertogenbosch en van daar naar Rotterdam, waar hij den 17den November 1686 bevestigd werd. Met goedvinden van den kerkeraad stelde hij in 1727 een proponent aan om zijne dienst waar te nemen. Hij overleed den 11den Julij 1729 en werd in de Groote kerk begraven. Zijn ambtgenoot van Henghel deed over hem eene lijkpredikatie. Hij was gehuwd, 1 met Maria Dompselaar, 2 met Geertruid Spoor, en 3 met Maria de Raadt. Zijne afbeelding, door L. Beucholt geschilderd en A. de Blois gegraveerd, ziet in folio formaat het licht met een bijschrift van H. Nahuis.
Eversdijk was een der Rotterdamsche leeraars die bij de gemeente het meest geliefd was. Bij hem vertoonde zich het zeldzame geval dat hoe ouder hij werd, hoe meer het getal zijner hoorderen uitbreidde. Bij een uitmuntend verstand bezat hij een buitengewoon sterk geheugen, en hij paarde eene krachtige heldere stem aan een rijzig, gezond en sterk uiterlijk. Zijne leerredenen waren naar de gewoonte dier dagen met Grieksche en Latijnsche uitdrukkingen en volzinnen ruim voorzien, doch waar men toen hoog mede liep, wordt thans als proeve van kanselontluistering met regt aangehaald. Zoo groot was 's mans roem, dat niemand te Rotterdam kwam of men moest hem zien, hooren of spreken, en de Haagsche en Utrechtsche gemeenten bragten te vergeefs hunne beroepingen op hem uit. Wat van hem in druk is uitgegaan is getiteld:
't Geluk der ware Geloovigen in haar dood en opstanding, bij occasie van het zalig overlyden van D. Petrus Plancius, voorgestelt uyt Psalm 116:15 en Tess. 4:17, Rotterd. 1690. 12o.
Weeklachte der Heyligen, over Psalm 12, V. 2. Opgestelt