[Carel Joseph Baron Evers]
EVERS (Carel Joseph Baron) werd te Brussel den 8sten Mei 1773 geboren. Reeds vroeg trad hij in dienst, en onderscheidde zich door zijnen ijver en vlijt als kavalerist bij de nationale Garde in zijne geboorteplaats. Hij werd den 4den November 1788 sergeant van een bataillon Jagers, en was daarna Onder-Luitenant der Dragonders te Namen. Bij de komst der Oostenrijkers in Belgie ging hij in Fransche dienst over en hield den roem van dapperheid en trouw, strijdende voor zijn nieuw vaderland, uitmuntend staande, en het was daaraan dat hij zijne bevordering te danken had. Zijn uitstekende moed opende hem de poorten van Menin, en de boorden van de Lijs getuigden den 6den September 1792 van zijne onverzaagdheid, toen hij zich te water begaf om eenige Franschen te redden, die men krijgsgevangen zocht te maken, en daarbij door een sabelhouw aan het hoofd werd gekwetst. Hij dien de vervolgens in het Noorderleger en aan de Sambre en de Maas, verder aan den Rijn, in Hanover en Italie. Bij elken veldtogt verwierf hij zich nieuwe lauweren, naarmate hij in de gelegenheid was om blijken te geven van zijnen moed. Meermalen mogt hij hoofd-officieren gevangen nemen, vaandels bemagtigen of kanonnen veroveren. Den 28 Frimaire van het jaar 9 sloeg hij, gevolgd door een escadron hussaren van het 5de regiment, twee bataillons van het keurkorps bekend onder den naam van Roodmantels, en hij werd daarbij door een geweerschot van het paard geworpen. Drio jaren daarna belast met de organisatie van een Hannoversch legioen, verwierf hij, toen reeds Kolonel zijnde, de goedkeuring van zijne Generaals, over de uitmuntende wijze waarop hij zich van die taak gekweten had, en hij verkreeg het bevel over die troepen. Hij diende vervolgens in Spanje, onderscheide zich bij verschillende gelegenheden, en werd ook meermalen belangrijk gekwetst. Bij besluit van den 31sten Maart 1812 werd
hij tot Brigade Generaal bevorderd en nam als zoodanig deel aan den veldtogt naar Rusland. Zijn gehouden gedrag gedurende denzelven, de vele belangrijke diensten door hem bewezen, werden door Napoleon erkend door de benoeming tot Baron van het keizerrijk. Te Koningsberg door zijne wonden en doorgestane vermoeijenissen teruggehouden, werd hij den 5den Januarij 1813 krijgsgevangen gemaakt. Hij verkreeg in 1814 zijne vrijheid, en werd den 18den September van dat jaar door Koning Willem I tot Luitenant-Generaal bevorderd. Na eenigen tijd te hebben gestaan aan het hoofd der reserve Kavalerie, die door zijne zorg uitmuntend was zamengesteld, werd hij Bevelhebber in het 6de groot militair kommando, en bleef dat tot aan zijnen dood, die den 9den Augustus 1818 op het kasteel de Jambes, in de provincie Namen, plaats had. Hij was officier van het