woonlijk Daëng Kalaboe genaamd, die in de bosschen van Kadieng zich ophield, te Boekoeloe boven op een steilen berg zijn verblijf hield, en vroeger reeds meermalen de rust in de Noorder districten van het gouvernement van Celebes had verstoord, zich op nieuw met gewapend en verdacht volk aan de grens van Segeri en Labakang in het bosch van Pasimbangang vertoonde.
Zoodra d'Escury hiervan kennis had ontvangen, begaf hij zich onder eenig geleide naar de kampong Botto, wier hoofd voortvlugtig was, op welken togt hij beval een persoon die hem verdacht voorkwam in arrest te nemen; doch vermits die persoon op de vlugt ging, werd hij achtervolgd en door den oppasser van d'Escury, Tjondong genaamd, doodgeschoten. Het bleek weldra dat de verslagene niet alleen tot de volgelingen van Daëng Kalaboe, maar zelfs tot de familie van een onderhoofd van Botto behoorde, en deze omstandigheid was oorzaak dat de bevolking steun zocht bij den geduchten Kalaboe, d'Escury wilde hieromtrent een onderzoek doen, reed naar Botto, doch werd aldaar door een menigte gewapend volk uitgejouwd, zoodat hij genoodzaakt was terug te keeren; en na dien togt nogmaals onder een geleide van zestig man herhaald te hebben, werd hij met geweervuur begroet en moest daarna, uit gebrek aan ammunitie, weder aftrekken. Den 29sten Mei 1855 onderrigt van het voornemen van Kalaboe, om eenen aanval op zijn verblijfplaats, het gouvernements gebouw, te doen, nam d'Escury eenige maatregelen, welke, zoo als later bleek, echter niet voldoende waren. Reeds den volgenden morgen vroeg, nog vóór dat hij ontwaakt was, werd hij door Kalaboe en de zijnen werkelijk aangevallen in zijn woonhuis, gelegen aan de rivier van Segeri bij de Kampong Panaïkang. Zeer waarschijnlijk had d'Escury, even als vele anderen die dit deden, den tijd gehad naar de overzijde van de rivier te ontvlugten, toen hij zag dat hij geheel aan zijn lot werd overgelaten; doch, de inlanders hebben het zelf getuigd, zijn heldhaftige geest gedoogde niet, dat hij 's rijks eigendommen zonder slag of stoot aan den vijand zou prijs geven. Hij verdedigde zich nagenoeg alleen tegen eene onafzienbare massa
menschen, tot dat hij ten laatste met wonden overladen ter nederstortte.
Zoodra het gebeurde te Makassar bekend was geworden, werd de kapitein der infanterie A.J. Camphuis met een detachement derwaarts gezonden, waarna op eene afdoende wijze, door het sneuvelen van Daëng Kalaboe en velen van de zijnen, den dood van den ambtenaar Collot d'Escury gewroken werd. Het gouvernement verloor in hem een ijverig dienaar, van wien men met regt nog vele goede diensten had kunnen verwachten, en die ongetwijfeld, als hij niet het slagtoffer ware geworden van den geduchten Kalaboe, door zijn gehouden gedrag op Celebes, zich eene schoone loopbaan in Indië zon hebben verzekerd.