[Joseph Karel Emmanuel, Baron van Ertborn]
ERTBORN (Joseph Karel Emmanuel, Baron van) werd te Antwerpen den 22sten November 1778 geboren, genoot eene zorgvuldige opvoeding ter ontwikkeling van zijnen uitmuntenden aanleg en voortreffelijk verstand. Eerst op eene daartoe bestemde inrigting bij Parijs, daarna op de dus genaamde Engelsche Academie te Luik, legde hij de gronden van zijne studien, die hij voltooide aan de Hoogeschool te Munster, van waar hij als Licentiaat in de Regten in zijne geboorteplaats terugkeerde. De luister van zijn geslacht, en bovenal zijne uitgebreide kennis, waren oorzaak dat hem gedurende de vereeniging van België met Frankrijk, zoo in zijne geboortestad, als buiten dezelve, onderscheidene aanzienlijke en gewigtige bedieningen werden opgedragen, in de waarneming waarvan hij zich den lof van eerlijkheid, kunde, werkzaamheid en wijs beleid verwierf. Bij de oprigting van het koningrijk der Nederlanden wist Willem I zijne verdiensten op prijs te stellen, en benoemde hem, na hem meer andere waardigheden te hebben opgedragen, tot Lid der algemeene rekenkamer. Als zoodanig overleed hij te 's Gravenhage op den 1sten September 1823. Hij was Ridder der orde van den Nederlandschen leeuw, van het Gouden Spoor te Rome en van die van Maltha. Als geleerde had van Ertborn groote verdiensten. Als Regtsgeleerde was hij zeer bedreven. Ook het kanonieke regt en de kerkelijke geschiedenis maakten een voornaam voorwerp zijner studien uit. Vooral waren het de fraaije letteren en de kunsten die hij met kunde en smaak beoefende. Hij kende, behalve het Grieksch en het Latijn, de meeste talen van Europa, en verscheidene Fransche dichtstukken door hem vervaardigd bewijzen dat hij met gelukkig gevolg de hand aan de lier sloeg. Hij vervaardigde ook eenige tooneelstukken, waarvan er één met toejuiching ten tooneele gevoerd werd. Wij bezitten overigens van zijne hand:
Recherches historiques sur l'Academie d'Anvers, les peintres, sculpteurs, graveurs et architectes, qu'elle a produits, Anv. 8o. 1806. Herdrukt te Luik 1817. 8o.
Geschiedkundige aanteekening aangaande de St. Lucasgilde en de Rederijkkamers, gezegt van den Olijf-tak, de Violieren en de Goudsbloem, Antw. 1806. 8o.