[Wilbert Eppenga]
EPPENGA (Wilbert) was een vermogend man in het Oldambt van Groningen. Toen in 1270 Gaiko, de zoon van Sikko, en Deken van Fermsum overleed en Rodbern, een man van aanzien en bloedverwant van den overledene Gaiko, voor zijn zoontje, een knaap van veertien jaren, de kerk en het dekenschap van Farmsun van den Bisschop van Munster verworven had, verzette zich Eppenga tegen die verkiezing, en bragt de gemeente van het Oldambt in beweging. Hij stelde haar het ongepaste voor, dat aan een kind zulk eene aanzienlijke kerkelijke waardigheid was opgedragen, en hief luide klagten aan over de ondragelijke boete en opbrengsten, door welke de Bisschop en de Dekens het volk uitzogen, over het zedeloos leven der geestelijken, en het vertrappen der regten en vrijheden van de ingezetenen. Aan zekeren Herokwerdt of Hereward, mede een man van invloed, had hij een grooten steun, en nu geraakte, met het Oldambt, ook Reiderland, Broekmerland en Eemsland op de been. Men kwam overeen, om zich tegen de geestelijken te verzetten en de boeten niet te betalen.
Het is geenszins ons plan om een verhaal te geven van de gebeurtenissen, die het gevolg van Eppenga's verzet waren. Het zij ons genoeg, den naam van den man genoemd te hebben, die zich toen reeds durfde verzetten tegen de magt der geestelijkheid en den ban niet vreesde, die het gevolg van dit verzet geweest is. Nadat de twisten en geschillen inmiddels met meerdere of mindere hevigheid niet zonder bloedstorting waren voortgezet, werd de zaak aan scheidslieden opgedragen en in 1276 vereffend, waarbij echter aan de eigendunkelijke en onbepaalde handelingen der geestelijkheid een einde gemaakt werden.
Zie Schotanus, Friesche Hist. bl. 141; Westendorp, Jaarb. voor de Prov. Gron. D. I. bl. 351-354; Arend, Algem. Geschied. des Vaderl. D. II. St. I. bl. 456-462.