cademie, honoris causa, met den Doctoralen bul begiftigd.
Epkema toch had, behalve zijne degelijke studie der oudheid, naar het oordeel van den Hoogleeraar Siegenbeek, ook eene zoo grondige kennis onzer taal en letterkunde, dat weinigen zich beroemen kunnen die te bezitten. Als Latijnsch dichter komt hem eene aanzienlijke plaats toe onder de vele voorname dichters in die taal, welke ons vaderland heeft opgeleverd. Door zijne uitgave van den Frieschen dichter Gijsbert Jacobs toonde hij eene geleerdheid en belezenheid te bezitten, die alleen door aanhoudende oefening en volhardende vlijt kan verkregen worden. Door dien arbeid, en door de vele voortreffelijke leerlingen door hem gevormd, heeft hij zich doen kennen niet alleen als een uitmuntend geleerde, maar ook als een ongemeen bekwaam leermeester, wiens waarde nog verhoogd werd door zijne overige eigenschappen: die van een edel mensch en van een opregt christen. Van Epkema ziet het licht, behalve zijne genoemde Dissertatie, vele verspreide en een bundel Latijnsche gedichten, die te Middelburg in 1823 in 8o. werd uitgegeven:
Woordenboek op de Gedichten en verdere geschriften van Gijsbert Japicx, Leeuw. 1824. 4o.
Thet Freske Riim, met aanteekeningen, Leeuw. 1835, 4o. na zijn dood door het Friesch Genootschap voor Geschied-, Oudheid- en Taalkunde uitgegeven, voorafgegaan door eene levensschets van Epkema, door J. van Leeuwen.
Verder bestaan er van hem verscheidene verbeterde uitgaven van Grieksche en Latijnsche leerboeken, deels zonder zijn naam uitgegeven; terwijl zijne critiek op Theogius, uitgegeven in de handelingen van het Utrechtsch Genootschap, grootendeels is opgenomen door Gaysford in zijne Poëtae minores Graeci (Lips. 1823. vol. III).
Zie behalve die Levensschets, Algem. Konst- en Letterb. 1832. D. I. bl. 97; Verslagen van het Prov. Friesch. Genootsch. 1828-1841 bl. 94-96, 187; de Jong, Alph. Naaml. van Boek. en Supplement; Siegenbeek, in de Handel. der Jaarl. vergad. van de Maatsch. der Ned. Letterk. te Leid. 1832, bl. 9-26; Cat. van de Prov. Bibl. van Friesl. bl. 171, 256, 530.