verkreeg hij de hoogste ambten in de Nederlanden. Want toen de Aartshertog in 1480 naar Duitschland vertrok, om tot Roomsch koning gekroond te worden, werd aan hem en aan Filips van Kleef het bestuur van zijne staten opgedragen. Met dezen en met den Prins van Chimay had hij vervolgens het opperbevel over het leger van Maximiliaan in den oorlog tegen de Franschen, en werd in 1489 met anderen naar Frankrijk gezonden om den vrede te bewerkstelligen. Teruggekeerd werd hij tot Stadhouder van Vlaanderen aangesteld, deed zijne plegtige intrede te Brugge, veranderde de regering naar welgevallen en ontving den eed der nieuw aangestelde regeerders. Hij strafte de Bruggenaren, die de wapens tot verzet hadden opgevat, en maakte zich door geldafpersingen berucht, niet alleen ten behoeve van zijnen vorst, maar ook voor zich zelven, zoodat men berekent, dat uit de gelden door die van Brugge aan hem opgebragt, hij later het grootste gedeelte van zijn paleis te Brussel heeft doen daarstellen. Hij werd door Maximiliaan naar Engeland gezonden om over een huwelijk met Prinses Anna te handelen, doch zijne pogingen werden met geen gunstigen uitslag bekroond. Hij werd vervolgens in 1492 naar Frankrijk gezonden om de dochter van Maximiliaan, Prinses Margaretha, van daar te halen, die bestemd was tot gemalin van Karel VIII koning van Frankrijk, doch door dezen verstooten was. Teruggekeerd had hij het bevel over het leger voor Sluis, en werd in 1501 na het vertrek van Filips, Aartshertog van Oostenrijk, tot Stadhouder over al de Nederlandsche gewesten onder zijn gebied aangesteld. Na aldus tot de hoogste waardigheid naast den vorst opgeklommen te zijn, is hij op zijn kasteel te Breda, of volgens anderen te Brussel, den 31sten Mei 1504 overleden, zonder bij zijne echtgenoote,
Limburg, dochter van Karel Markgraaf van Baden en van Anna van Oostenrijk, zuster van keizer Maximiliaan, kinderen te hebben nagelaten. Zij overleed in 1500 en ligt bij hem begraven. Zijn neef Hendrik van Nassau werd erfgenaam van zijne goederen, en liet ter zijner eere in de groote kerk te Breda eene prachtige graftombe, door Michael Angelo vervaardigd, oprigten, die, naar het oordeel van deskundigen, het beste beeldhouwwerk zou zijn, dat in deze landen gevonden wordt, en waarvan eene fraaije afbeelding de Beschrijving van Breda door van Goor versiert.
Engelbert van Nassau was een dapper en kundig krijgsman. Na den dood van zijnen vader in 1475 werd hij erfgenaam van alle deszelfs landen en heerlijkheden aan deze zijde van den Rijn gelegen, en ook in Brabant en Holland. Hij bezat aanzienlijke rijkdommen en kocht in 1497 de heerlijkheden Diest, Cagelune, Sichem, Meerhout, Voorst, Hollede en Zeelhem. Aan zijne stad Breda schonk hij vele voorregten en bekragtigde de privilegien door zijne voorzaten aan haar gegeven.
Zie Orlers, Geslachtboom der Grav. van Nassau, bl. 27, 28; (de