[Franciscus van den Ende]
ENDE (Franciscus van den) een bloedverwant, niet de, zoon, van den voorgaande, was een kundig geneesheer te Amsterdam, die ook onderwijs in de Latijnsche taal schijnt gegeven te hebben; onder anderen werd de jeugdige Benedictus de Spinoza aan zijn onderwijs toevertrouwd. Van den Ende's vrijgeestige gevoelens legden de zaden in Spinoza's gemoed, waaruit hij later zijn wijsgeerig stelsel ontwikkelen zou. Van den Ende had eene geleerde bloedverwant, volgens sommigen, zijne dochter, Clara Marice geheeten, die evenzeer in staat was als hij zelf om in Latijn onderrigt te geven. Op deze werd Spinoza verliefd, doch een ander Dirck Kerckrinck, geneesheer te Amsterdam, kreeg de voorkeur. Eerlang begon men kennis te krijgen aan van den Ende's ongeloof en heillooze gevoelens, die hij er op uit was bij de hem toevertrouwde jongelieden te verwekken. Dus moest hij zijn onderwijs laten varen, week te lande uit en zette zich in Frankrijk neder. Hij woonde te Parijs en geraakte in eene zamenzwering, die door den Ridder de Rohan en een Normandijnsch Edelman werd aangevoerd, die ten doel had eenen opstand in Normandije of Bretagne te verwekken, en eene der zeesteden van de genoemde provincie aan de Nederlanders over te leveren. Dan deze plannen werden bijtijds ontdekt en de schuldigen gestraft. Van den Ende werd den 27sten November 1674 te Parijs opgehangen. Men maakte op zijn dood het volgende versje:
Zoo raakte van den End' rampsalig aan zijn end,
Die in zijn 's levensloop, zig had van God gewend,
Des kon hy in zyn end, dan ook geen Hemel hopen
Maar van der galgen leer wel na de Hel toe lopen.
Zie Koenen, Geschied. der Joden in Nederl. bl. 350; de Jonge, Geschied. van het Ned. Zeewez. D. III. St. II. bl. 39 noot; de Navorscher, D. II. bl. 306, 330, D. III. Bijbl. bl. CVIII.