[Eleonora]
ELEONORA, tweede gemalin van Reinoud II, Hertog van Gelderland, en dochter van Eduard II, koning van Engeland, en van Isabella, dochter van Filips de Schoone. Zij was in 1332 met Reinoud gehuwd, en hunne echt was met twee zonen Reinoud en Eduard gezegend. Haar opdragtig en rood gezwollen gelaat had eenige hovelingen het gerucht doen verspreiden dat zij melaatsch was, ten gevolge waarvan Reinoud zich van haar afzonderde en haar alleen deed wonen. Eenige jaren aldus voorbijgegaan zijnde, kwam zij in 1340 op zekeren dag met hare beide zonen op het Valkenhof te Nijmegen, alwaar haar man met de Ridderschap en de Staten des lands vergaderd was. In het midden dezer vergadering ontblootte zij haar ligchaam tot het middenlijf, toonde dat zij ten onregte van melaatschheid beschuldigd werd, en klaagde dat geheel Gelderland deze scheiding zou betreuren. Reinoud nu, bemerkende dat hij misleid was, nam haar weder tot zich, doch overleed niet lang daarna. Eleonora voerde daarna, als voogdes over haren onmondigen zoon Reinoud III, de regering, waarvan hare als zoodanig geslagene munten het bewijs leveren. Zij overleed in 1355 en werd te Deventer begraven. Zij was eene vrome vrouw, stichtte in 1335 het Minnebroedersklooster te Deventer en vermaakte op haar sterfbed al hare sieraden aan de St. Walburgskerk, te Nijmegen.
Zie Smetius, Kron. van Nijm. bl. 72, 73; (van Heussen en van Rijn) Oudh. en Gesticht. van Dev. D. I. bl. 194; Hoogstraten, Woordenb.; van der Chijs, de munten der Grav. en Hert. van Gelderl. bl. 31, 32; Arend, Algem. Gesch. des Vaderl. D. II. St. II. bl. 208-211.