Nouveau Spectateur Français.
Hollandsche Spectator, Amst. 1731-1735. kl. 8o. 12 deelen. Herdrukt ald. 1756. kl. 8o. 12 deelen.
Van Effen mag in den volsten zin van het woord een man van smaak genoemd worden. Door zijnen Hollandschen Spectator verdient hij den naam van Hollandsche Steele. In dit werk, hetwelk het licht zag om de oude vaderlandsche zeden en de vaderlandsche letterkunde te handhaven, toen, door Franschen invloed en het doordringen van den Franschen geest, het oorspronkelijke en eigendommelijke hier te lande bijna geweken was, zag men voor het eerst eenen lossen, gemeenzamen, natuurlijken Hollandschen stijl, geheel vrij van wansmaak, valsch vernuft en gemaaktheid. Eene groote verscheidenheid van belangrijke onderwerpen, meestal van zedekundigen, doch somwijlen ook van letterkundigen aard, wordt daarin, deels op een deftigen en ernstigen, deels ook op een boertigen en geestigen trant, zoodanig verhandeld, dat men allerwege den man van juist oordeel, schrandere opmerking, fijne beschaving en uitgebreide letter- en geschiedkennis ten duidelijkste herkent. Door zijnen Spectator, over welks voortreffelijkheid eene geheele verhandeling zou kunnen geschreven worden, verwierf zich van Effen een onvergankelijke roem, en te bejammeren is het, dat dit werk thans bij zoo weinigen onzer jonge lieden gelezen en gekend wordt. De Harderwijksche Hoogleeraar Gerhard Schroder wordt gezegd eenige grootere en kleinere stukjes voor den Spectator van van Effen geleverd te hebben. De geschiedschrijver Jacobus Scheltema heeft in zijn Geschied- en Letterkundig Mengelwerk, (D. II. St. II. bl. 140-185) drie Hoofdstukken, getiteld: de Agnietjes, uit den Spectator medegedeeld.
Zie P.A. Verwer, Leven van van Effen vóór den tweeden druk van den Holl. Spectat; van Abkoude, Naamreg. van Ned. Boek. D. I. St. I. III. IV. VI; Lev. van Ned. Mann. en Vrouw. D. VII. bl. 120-147; van Kampen, geschied. der Nederl. letter. D. II. bl. 206-209, D. III. bl. 148; Siegenberk, geschied. der Nederl. letterk. bl. 297-299; Collot D'Escury, Holl. roem, D. III. Aant. bl. 215, 216, D. IV. St. I. bl. 87, 88, Aanteek. bl. 335, 336, St. II. bl. 636-639; Nieuwenhuis, woordenb. van Kunst. en wetenschapp; Bouman, geschied. der Geld. Hoogesch. D. II. bl. 243; van der Aa, Nieuwe herinn. uit het gebied. der geschied. bl. 211, 212; Biograph. Univ. T. VI p. 29; de Navorscher, D. III. bl. 159, D. IV. bl. 101, 187; Muller, Cat. van portrett.