Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 4
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 462]
| |
1788, was de zoon van Hendrik van Dijk en Maria Boesbergen. In zijne geboorteplaats genoot hij het eerste schoolonderwijs, en toonde reeds van zijne vroegste jeugd een werkzamen aard en een grooten lust voor onderzoek en studie. Na het verlaten der school kwam hij als klerk op de plaatselijke secretarie van de gemeente Sluipwijk, en was daar, even als altijd, ijverig en naauwkeurig in het hem opgedragen werk, terwijl hij zijnen overigen tijd besteedde aan de beoefening der natuur- en sterrekunde, in welke wetenschappen hij het, zonder bepaald onderrigt genoten te hebben, tot eene aanmerkelijke hoogte bragt. Na zijn vertrek van Sluipwijk werd van Dijk op het kantoor van den Rijks- Ontvanger te Gouda geplaatst, en hem, toen hij eerst den leeftijd van negeutien jaar bereikt had, bij afwezigheid van den Ontvanger, zelfs de geheele waarneming van dat kantoor opgedragen, onder vooruitzigt van later de betrekking van Rijks- Ontvanger te Gouda te zullen erlangen, waaraan evenwel niet werd voldaan, maar hij als Ambtenaar bij de Convoijen en Licenten, eerst te Leiden, vervolgens te Groot-Zundert en eindelijk te Schiedam werd aangesteld. Deze betrekking verwisselde hij weldra met die ten kantore van particuliere kooplieden te Schiedam, en was hij ook gedurende eenigen tijd als brander aldaar geassocieerd. Ten gevolge van verschillende sterfgevallen buiten betrekking geraakt, leidde van Dijk een ambteloos leven, doch werd in 1852 als Magazijnmeester van het toen te Schiedam gevestigde Algemeen Rijks- of Handels-Entrepôt benoemd, welken post hij met ijver en naauwgezetheid waarnam, tot aan zijne ziekte, die hem in 1855 overviel en den 1sten Julij 1857 een einde aan zijn nuttig en werkzaam leven maakte. Hij was den 10den April 1823 gehuwd met Mejufvrouw Alexandrina Huijser, van Gouda, die hem, behalve eene dochter, welke vroegtijdig overleed, twee zonen schonk, die beiden nog te Schiedam woonachtig zijn. Behalve eene groote vaardigheid, vooral in de Fransche, Engelsche en Hoogduitsche talen, was van Dijk bekend met het Latijn en Italiaansch. Van zijne bekwaamheid in de teekenen schilderkunst zijn nog belangrijke proeven bij zijne familie aanwezig, en door zijne oefening in de muziek bragt hij het zoover, dat hem het Adjunct- Kapelmeesterschap bij de Schutterij werd opgedragen. Als Sterre- en Weerkundige bezat van Dijk groote verdiensten; gedurende eene reeks van jaren, sedert 1815 tot aan zijne ziekte, hield hij aanteekening van zijne weerkundige waarnemingen, die driemaal daags met de grootste naauwgezetheid door hem werden gedaan. In de daartoe bestemde boeken was eene kolom afgezonderd voor de aanteekening van belangrijke gebeurtenissen, het vaderland en de stad zijner inwoning betreffende. Uittreksels dier aanteekeningen zijn onder den titel van: | |
[pagina 463]
| |
Kronijkje van Schiedam of korte aanteekeningen van voorvallen in en bij die stad, (beginnende met 1814) geplaatst in het Jaarboekje voor de stad en het kanton Schiedam sedert 1847 tot 1858. Zijne weerkundige waarnemingen zijn voor een gedeelte opgenomen in het Jaarboekje, uitgegeven op last van Z.M. den Koning, onder den titel van: Gemiddelde Barometer en Thermometers hoogten benevens weerkundige opmerkingen, waargenomen en opgemaakt te Schiedam door J. van Dijk, over tien jaren 1817-1826, en voorts jaarlijks tot over 1841, het laatst in het jaarboekje voor 1843, en dus gedurende eene reeks van vijf en twintig jaren. Van Dijk was een groot liefhebber en kenner der wapenkunde; nog zijn van hem aanwezig de afbeeldingen van de wapens der leden van de vroedschap van Gouda, uiterst keurig geteekend en met kleuren afgezet. In 1828 opende hij te Schiedam, ten behoeve der armen van Gouda, eene inteekening op dat werk, dat getiteld zijn zou: Wapens van de Heeren Raden in de Vroedschap der Stad Gouda sedert 1618 tot 1795 verzameld door Jacob van Dijk in 1825; maar deze onderneming is bij gebrek aan een genoegzaam getal inteekenaren niet doorgegaan. Hij had ook vervaardigd: Wapens van de Heeren Raden in de Vroedschap der stad Schiedam, sedert de benoeming door Keizer Karel V den 14den Januarij 1527 tot 1795, alsmede die der Pensionarissen en Secretarissen, verzameld door Jacob van Dijk in 1828. Als penningkundige was van Dijk zoowel binnen als buiten 's lands bekend. Zijne keurige verzameling, vooral rijk aan Nederlandsche legpenningen, muntte uit door eene orde en wijze waarop de penningen bewaard werden, die zeldzaam zóó werd aangetroffen. Sedert jaren was hij werkzaam aan een plan dat hij echter door zijne ziekte en dood niet verwezentlijkt zag. Daaraan had hij zijne beste krachten gewijd en geene moeite noch kosten gespaard; en dat plan bestond in (zoo luidt de titel van zijn handschrift): Afbeeldingen van Nederlandsche Legpenningen, welke niet, of anders voorkomen in de penningwerken van van Mieris, van Loon en Bizot, gerangschikt volgens de Naamlijst in twee deelen van G. van Orden; verzameld of naar de Penningen geteekend door Jacob van Dijk, 1840 - 18 .. Gevolgd door een: Aanhangsel van Penningafbeeldingen niet voorkomende in de Penningwerken van van Mieris, van Loon en Bizot, en ook niet beschreven in de Handleiding van G. van Orden, met aanwijzing bij sommigen, waar derzelver vermelding gevonden wordt; verzameld of naar ae Penningen geteekend door Jacob van Dijk, 1840-18 .. Toen van Dijk in 1850 dit zijn werk tot eene aanzienlijke hoogte gebragt had, meerendeels door de afteekening op uitstekende wijze van honderde legpenningen, hem daartoe uit verzamelingen van meest alle Nederlandsche verzamelaars welwillend afgestaan, maakte | |
[pagina 464]
| |
hij in den Konst- en Letterbode voor 1850 no. 10 zijn voornemen nader bekend; het gevolg hiervan was, dat hem niet alleen in ons land nog nieuwe bronnen ter aanvulling van zijn werk geopend werden, maar ook in België enkele liefhebbers, hoog met zijn plan ingenomen, hem de behulpzame hand boden. Veel bragt daartoe bij de Hoogleeraar Serrure te Gent, die bovengenoemd berigt uit den Konst- en Letterbode, in de Fransche taal, deed plaatsen in de Revue de la Numismatique Belge, 2e Serie, tome 1r, p. 214 en daarbij een voor van Dijk vereerend schrijven voegde. Al de opgenoemde werken bevinden zich thans nog in het bezit van de nagelatene betrekkingen van van Dijk te Schiedam, en te verwachten is het dat van 's mans jaren langen arbeid eenmaal een nuttig gebruik zal worden gemaakt. Voor de stad zijner inwoning was van Dijk een hoogst verdienstelijk en werkzaam burger. Verschillende inrigtingen daar bestaande hebben aan hem of hun bestaan of hun voortdurenden bloei te danken; onvermoeid was hij werkzaam en verdiende alzoo ten volle de drie zilveren medailles, die hem bij onderscheidene gelegenheden als eene dankbare hulde vereerd werden. Toen de stads Teekenschool, waarvan van Dijk de grondlegger, Vice- President en Directeur was, in 1845 haar 25 jarig feest vierde, vervaardigde de Hoofd-onderwijzer der school, de Heer Jacob de Meyer Jr., van Rotterdam, zijn welgelijkend portret, hetwelk thans nog bij zijne weduwe berust. Van Dijk, nederig daarheen gaande, was een edel mensch, een liefhebbend echtgenoot en vader, een werkzaam geleerde een hartelijk en deelnemend vriend en een geloovig Christen!
Zie van Harderwijk, Iets over Jacob van Dijk in het Jaarboekje voor de Stad en het Kanton Schiedam, 1858 bl. 17-22, welk stukje uit familieberigten is zamengesteld. |
|