een einde aan zijnen treurigen toestand, en hij ontsliep te Kralingen op den 10den Mei 1828 in den ouderdom van drie en tachtig jaren.
Als dichter was van Dijk niet van verdiensten ontbloot. Het is er evenwel verre af, dat wij hem, zoo als sommigen doen, met den grooten landman Poot zouden willen gelijk stellen of vergelijken. Volgens bevoegde kunstregters, bezat hij de betooverende losheid, naïviteit en bevalligheid van dezen in geenen deele. Wij erkennen echter dat, ware hem eene betere opvoeding en een aangenamer levenslot te beurt gevallen, hij het tot eene aanzienlijke hoogte op den Nederlandschen zangberg zou gebragt hebben. Met dat al had van Dijk wezenlijk, echt dichterlijke verdiensten, die hem van velen zijner meer beschaafde tijdgenooten voordeelig onderscheidden. Zijne afbeelding ziet het licht; zijne voornaamste gedichten, die door den druk bekend gemaakt zijn, zijn getiteld:
Zedige Bespiegelingen en vele andere Mengeldichten, Amst. 1773. 8o.
De Verheerlijking van Christus op den berg.
voor dit dichtstuk behaalde hij bij het genoemde Haagsche Dichtgenootschap in 1784 den gouden eereprijs. Hetzelve werd in Deel X bl. 10 van de Proeven van Poëtische Mengelstoffen van dat genootschap opgenomen, in welk deel, bl. 159, zijne vermaarde Wiskundige droom mede voorkomt.
De welberaaden Stap voor 't Vaderland, gedaan door de stad Haarlem, op den 30sten Jan. 1787, Haarl. z.j. 8o.
De vrijheid der Drukpers, Dordr. 1787. 8o.
Gedichten, met portr. Haarl. 1789. 8o.
De Verlossinge van Israël uit Egipte, Haarl. 1791. 8o.
Nagelatene Schriften, Amst. 1832-1834. 2 deelen, 8o.
Dit laatstgenoemde gedeelte van den arbeid van van Dijk, door de zorg van den heer van den Honaart uitgekomen, bevat onder anderen in het eerste deel eene verhandeling over den oorsprong, voortgang en tegenwoordigen staat der Nederduitsche Dichtkunst. Voorts zegt men dat van Dijk de schrijver was van het werkje getiteld. Vlaardings Zangverschil, het welk onder de letters E.D.G.Z., tijdens het verschil over den langen en korten zang te Vlaardingen, het licht zag.
Zie Arrenberg, Naamr. van Ned. Boek.; Algem. Konst- en Letterb. D. IV. bl. 99, D. IX. bl. 140-142, 1828, D. II. bl. 211, 212; de Jong, Alphab. Lijst van Ned. Boek.; van Kampen, Geschied. der Lett. en Wetensch., D. II. bl. 402-405; Witsen Geysbeck, Woordenb. van Ned. Dicht. D. II. bl. 231-253; van der Aa, Herinner. D. I. bl. 25; Aanh. op het Woordenb. van Nieuwenhuis, D. II. bl. 344, 345; Sprenger van Eijk, Geschied. der stad Vlaard. bl. 176-205. met portr.; Brinkman, Naaml. van Boek.; Muller, Cat. van Portr. bl. 75; Cat. van de Bibl. der Maatsch. van Ned. Letterk. te Leiden 2de verv. bl. 27.