[E. Drillinger]
DRILLINGER (E.) was Kapitein op het fregat Hoorn van 26 stukken, behoorende tot het eskader van den Kapitein-Commandeur Silvester in December 1785 naar Oost-Indië uitgezeild. Drillinger had eerst in Mei 1786 de vaderlandsche haven verlaten, maar de langzame en ongelukkige togt van Silvester was oorzaak dat hij het eskader vooruit was. Hij vertrok met zijn schip onder het bevel van den Commandeur met nog drie andere schepen naar de Westkust van Borneo, met het doel om den Sultan van Mampauwa te straffen; doch het bleek onmogelijk te zijn dien vijand aan te tasten. Derhalve werd Drillinger gelast met eenige ligtere schepen om vier en twintig vaartuigen van Sambar, ter hulpe van Mampauwa gekomen, aan te grijpen. Hij deed dit met veel geluk, beschoot en vernielde ettelijke vijandelijke bentings en vaartuigen, nam bezit van een eilandje en wierp er eene verschansing op, waaruit hij den vijand bleef bestoken. Dit verwekte zulk een schrik onder de vijanden, behalve het opkomen van eene storm, die andere vijandelijke vaartuigen aan stukken sloeg, dat de Sultan zich met zijn land aan de Oost-Indische Compagnie overgaf.
Toen in 1787 Riouw door eene vloot van den Sultan van Silo aan de Compagnie ontnomen was, stevende Silvester met zijn eskader, hoewel zeer verzwakt, ter bescherming van Malakka. Van daar zond hij de Amphitrite, Kapitein Wiertz, en het fregat Hoorn, Kapitein Drillinger, naar Riouw met negen gewapende Compagnieschepen. Zonder slag of stoot werd