voorden, waar hij zeven jaren later, in 1530, overleed. De Friesche geschiedschrijvers getuigen van hem, dat hij een man was van groot verstand, onverwrikten moed, schrander beleid, wijs in voor- en tegenspoed, en niet verdiend had zijn leven op zoodanige wijze te eindigen. Zijne weduwe leefde nog in 1544 en is vermoedelijk in dat jaar op hare goederen in Groningerland overleden. Zij schonk hem vijf kinderen, drie zonen en twee dochters.
De afbeelding van Jancko Douwama wordt nog bewaard op Martena-state te Kornjum.
Gedurende zijne gevangenschap heeft Jancko Douwama de geschiedenis van zijnen tijd op papier gebragt. Deze geschriften zijn door het Friesch Genootschap van geschied-, Oudheid- en taalkunde uitgegeven, onder den algemeenen titel van:
Jancko Douwama's Geschriften, Leeuw. 1849. 4o. Dezelve bevatten: Boeck der Partijen. Articulen van Foerantwoerding. Instructie an syn Wyff. Tractaet fan syner Rekenscop. Handel sedert 1520. In IV Quartieren. Voorafgegaan door eene Beschryving der Handschriften van Jancko Douwama; door H. Amersfoordt; iets over zijne familie, afkomst en eerste levensjaren, door denzelfden, benevens Geslachtlijsten van de Familiën Douwama en Oenema, opgemaakt door F.D. Fontein.
Zie Suffridus Petrus, de Soript. Fris. p. 120; Winscmius, Chron. van Friesl. bl. 454; Schotanus, Friesche Hist. bl. 561, 563, 608, 611, 617; Gabbema, Verh. van Leeuw. bl. 17, 270, 290, 291; Charterboek van Friesl. D. II. Voorr. bl. 74, 75, 458; Tegenw. Staat van Friesl. D. III. St. II. bl. 476, 477; van Mieris, Hist. der Ned. Vorst. D. II. bl. 180; te Water, Verb. der Edel. D. II. bl. 346, noot; de Chalmot, Biogr. Woordenb. D. VIII. bl. 336-344; Scheltema, Staatk. Nederl. D. I. bl. 296, 298; Arend, Algem Geschied des Vaderl. D. II. St. III. bl. 555, 558, 575, 579, 591; Iets over Jancko Douwama's familie enz. (boven aangehaald); van der Chijs, de Munten van Overijss. bl. 153; Dezelfde, de Munten van Friesl. bl. 144; de vrijc Fries, D. IV. bl. 225-242.