[Douwa]
DOUWA was een Friesch edelman, trotsch en opgeblazen van aard, en steunende zoowel op zijnen rijkdom als op de sterkte van zijn slot of stins tusschen Almenum en Dijkshorne gelegen. Zijne zucht om zich boven anderen te verheffen en den Edelen uit dien omtrek de wet te stellen, gaf in 1133 aanleiding tot eenen binnenlandschen oorlog, die jaren geduurd heeft. Een klein verschil over een reed of opweg over zijne landerijen, waartoe Sicko Douwes Gratinga vermeende regt te hebben, was de oorzaak van het uitbarsten van dien krijg. Laatstgenoemde zond zijn zoon met een hooiwagen derwaarts, waarover Douwa zoodanig in toorn ontstak, dat hij den jongeling met eigen hand doorboorde. Diens vader roept daarop onmiddellijk zijne naastbestaanden en dienstmannen bijeen, verovert en vernield het slot van Douwa en brengt hem met vrouw en kinderen om. Eerst na vijftien jaren werd de fakkel des burgerkrijgs gebluscht.
Zie Arend, Algem. Geschied. des Vaderl. D. II. St. I. bl. 164, hier door ons gevolgd.