[Petrus van Dorp]
DORP (Petrus van), zoon van Pieter van Dorp, Rector te Kampen, werd in 1767 te Delft beroepen tot Praeceptor der eerste en tweede klasse, en in 1769, in plaats van zijnen broeder, naar Amsterdam der derde en vierde klasse. Hij werd in 1774 Conrector te Dordrecht, en aanvaardde die betrekking met eene Oratio de primis Literarum instauratoribus in Belgio. Tot Rector benoemd, hield hij den 27sten Julij zijne Oratio inauguralis de caussis primariis, quae in scholis publicis bonam removantur disciplinam. Van tijd tot tijd hield hij bij promotiën Latijnsche of Hollandsche redevoeringen, waarvan het, evenmin als van de genoemden, blijkt, of die ooit in het licht zijn gegeven. Zij moeten zich echter door zuiverheid van taal, keurigheid van stijl en grondige geleerdheid onderscheiden hebben, en door het wetenschappelijk gedeelte van het publiek met genoegen zijn gehoord.
Van Dorp overleed den 16den October 1799 en zijn dood werd door Abraham Blussé en Jan Hendrik Hoeufft in Hollandsche en Latijnsche verzen betreurd; en te regt; want van Dorp was niet alleen een uitstekend letterkundige maar ook een bekwaam regtsgeleerde, waarvan het door hem geschreven werk ten bewijze kan strekken; hetzelve is getiteld:
Observationes ad quoedam Juris civilis aliorumque auctorum loca, Traj. ad Rhen. 1769. 8o.
Zie Boekz. der geleerde Wereld, 1736 a bl. 705 b bl. 597; Schotel, Kerk. Dordr. D. II. bl. 199; Dezelfde, de Illust. school te Dordr., bl. 158, 159.