[Willem van Dorp]
DORP (Willem van), behoorde, ofschoon niet op de gedrukte geslacht lijsten voorkomende, echter tot het adelijk geslacht van zijn naam, en moet een zoon geweest zijn, van Cornelis van Dorp en Maria van Bronkhorst. Hij behoorde tot de verbondene Edelen, en nam deel aan de inneming van den Briel door de Watergeuzen. Na dien tijd verliet hij de krijgsdienst en werd Baljuw van Delfland en Schout van Delft. Later trad hij andermaal in dienst, en in 1592 ontmoeten wij hem als Kolonel onder Prins Maurits in het beleg van Steenwijk, waar hij den 3den Julij in het dik van zijn been werd geschoten, en den volgenden dag aan zijne wonden overleed. Waarschijnlijk streed hij ook in 1581 bij Nordhorn, doch dit kan ook Frederik, reeds genoemd, geweest zijn.
Zie Bor, Ned. Oorl. B. XXIX. bl. 629 (21); van Leeuwen, Bat. Ill. bl. 935; te Water, Verb. der Edel. D. II. bl. 345, D. III. bl. 514, 515; Kok, vaderl. Woordenb. D. XII. bl. 625; van Groningen, gesch. der Watergeuzen, bl. 199, 445, 446.