[Boudewijn Donker Curtius]
DONKER CURTIUS (Boudewijn), zoon van den voorgaande, werd geboren te Dordrecht in het jaar 1803, en ontving aldaar het huisselijk onderwijs van den toenmaligen Dordrechtschen, later Amsterdamschen Waalschen Predikant Merkus. Vroegtijdig muntte hij door eenen uitstekenden aanleg uit, en vertrok in 1820 naar de Leidsche hoogeschool. Aldaar was hij niet alleen als wiskundige gezien, maar werd hij ook op den 9den Februarij 1824 met de gouden medaille bekroond voor zijne verhandeling in het vak der sterrekunde. Na hoogst loffelijk volbragte studiën werd hij op den 29sten September 1826 aan de Leidsche hoogeschool in twee vakken doctor; in de Regten na het verdedigen zijner Dissertatie ad juris mercatorii caput de Societatibus, en in de Mathematische wetenschappen, na mede openlijke verdediging eener Dissertatie quo exponuntur methodi, quibus aëris impulsus et venti velocitas determinantur. Na zijne promotiën vestigde hij zich als advokaat te Amsterdam, en was er, gedurende vijf en twintig jaren, een der geachtste leden der balie, wiens verdiensten door zijne bevordering tot ridder der orde van den Nederlandschen leeuw waardiglijk erkend werden, en die zich door zijne kunde en edele hoedanigheden eenen welverdienden roem had verworven. Hij was gedurende eenige jaren voorzitter van de Rijnspoorweg-Maatschappij en een zeer verdienstelijk lid der Provinciale Staten van Noord-Holland. Hij overleed in het begin van Augustus 1856 te Ems, naar welke badplaats hij te voren in welstand vertrokken was. Hij schreef:
Over de wettigheid der stedelijke Reglementen en Tarieven. Amst. 1845. 8o.
Zie Algem. Handelsbl. 5 Aug. 1856; Muller, Cat. van Regtsgel. werken. bl. 39. Uit medegedeelde berigten aangevuld.