Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 4
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 228]
| |
eeuw en oefende de regtsgeleerde praktijk te 's Hage uit. Hij was naar het oordeel van den Heer Collot D' Escury een dichter die niet veel gegeven, maar het weinige dat hij gaf, goed geleverd heeft, Hij toonde dat in een vloeijend dichtstuk hetwelk ook als plaatsbeschrijvend niet onverdienstelijk is en tot titel heeft: 's Gravenhage, met de voornaemste plaelsen en vermaecklijkheden, 's Hage 1668. 4o. Er bestaan van dit werk twee drukken in het zelfde jaar, bij verschillende uitgevers, met en zonder platen. Als dichter deed van der Does zich verder kennen door: Mengeldichten (1661) 4o. Geestelijck en wereltlijck Tijt-verdrijf. 's Hage 1663. 4o. Het Houwelijck tusschen Aeneas ende Lavinia. 's Hage 1663. 4o. Tragedie ofte ongeluckige liefde van de Koninginne Dido, gelijck die voor de eerste mael vertoond is in 's Gravenhage. Amst. 1662, kl. 8o. 2de druk, 's Hage 1663. 4o, 3de druk. Leid. 1697. 8o.
Zie Arrenberg, Naamrey. van Ned. Bark; van Kampen, Geschied. der Ned. lett. en Wetensch. D. I. bl. 407 (aldaar verkeerdelijk Johan genaamd); Witsen Geysheek, Woordenb. van Ned. dicht. D. II. bl. 175; Collot D'Esenry, Holl roem, D. IV. St. II. Aant. bl. 634, 635; Cat. van de Bibl der. Maatsch. van Nederl. letterk. te Leiden, D. I. bl. 245, b. bl. 80. D. II. bl. 125. |
|