[Henricus Dibbets]
DIBBETS (Henricus), oudste zoon van den voorgaande, werd den 20sten Augustus 1660 te Tholen geboren, en te Brielle en te Dordrecht voor de Hoogeschool opgeleid; hij studeerde te Leiden, werd in 1681 proponent en in 1682 beroepen te Philippine in Vlaanderen; hij vertrok in 1685 naar den Bergschenhoek en in 1690 naar Maassluis. De roem van zijne predikgaven veroorzaakte hem, behalve de plaatsen waar hij gestaan heeft, zes beroepen, waarvoor hij bedankte. Hij vertrok in 1695 als predikant naar Leiden, werd in 1737 emeritus en overleed aldaar den 4den Februarij 1740. Blijkens een rouwklagt op het overlijden van zijnen ambtenoot Knibbe in 1701 door hem vervaardigd, beoefende hij ook, ofschoon niet gelukkig, de dichtkunst. Hij was gehuwd in 1683 eerst met jonkvrouwe Cornelia van Beverwijck, dochter van Mr. Willem van Beverwijck en Maria van den Corput; deze vrouw overleed in 1685 of 1686 en schonk hem een zoon, Johan, die volgt; hij hertrouwde in 1687 met Barbara van de Kapelle, dochter van Josias van de Kapelle en Catharina van de Velde; zij overleed in 1701, van zeven kinderen twee zonen nalatende. Voor de derde maal hertrouwde hij in 1702, met Mariana Witsius, dochter van den Hoogleeraar Hermanus Witsius te Leiden.
Zie Boekz. der gel. wereld, 1737, b. bl. 612, 1740. a. bl. 205, 441-459; Schotel, Kerk. Dordr. D. I. bl. 511, 512; Algem. Konst- en Letterb. 1848. D. I. bl. 90.