[Johannes van Dans]
DANS (Johannes van), zoon van den voorgaande, leefde omstreeks de helft der zeventiende eeuw, was ook regtsgeleerde en vervaardigde, naar den smaak dier dagen, vrij zoetvloeijende minnedichten. Er verscheen van hem:
Scoperos Satyra ofte Thyrsis-Minnewit, waerinne de hedendaegsche vryery klaer en helder wordt afgebeeldt, m. pl. 3de druk, Amst. 1668, 12o.
Achter dit werkje zijn gevoegd: Aerdige en soetvloeijende Minnerijmtjes ofte tweede deel van Thyrsis Minnewit. Uyt zyne nagelatene schriften bijeen vergadert; en: Darodilace ofte Kushemel van Ledée, waarvan ook eene afzonderlijke uitgave in kl. 16o. te Arnhem in 1637 verscheen.
Zie van der Aa, Nieuw Woordenb. van Ned. Dicht., D. II. bl. 34.