[Matthias Damius]
DAMIUS (Matthias), of ook wel Hans Damius genaamd, werd geboren in den Palts, vestigde zich als geneesheer te Haarlem en verwierf zich aldaar groote achting. In 1615 beriep de Remonstrantschgezinde regering dier stad, op eigen gezag volgens de kerkorde van 1591, Dionysius Sprankhuyzen tot predikant, welk beroep de leeraars Adriaan Jacobsz Tetrode en Daniel de Souter, benevens zeven ouderlingen, niet voor wettig wilden erkennen; en toen nu de regering in hunne plaats een nieuwen kerkeraad aanstelde scheidden zij zich met het meerendeel der gemeente af en gaven twee jaren later het Requeste der dolerende Kercke te Haerlem uit. Dit geschrift beantwoordde de regeringsgezinde predikant Isaak Junius in zijn Nootwendich Vertoog, waarop Damius als woordvoerder voor Tetrode optrad met een hevig schotschrift, getiteld: Nootwendigh Tegenvertooch, waerin d'onnooselheyt van den vromen ouden Kerckenraadt verdedicht wert. Amst 1617. Wegens dit geschrift werd hij den 30sten December 1617 uit Haarlem gebannen, nadat hij tegen de Justificatie van Sprankhuyzen had uitgegeven: Grondich Bericht waerin betoont wert, dat Sprankhusius door syn ghenaemde Justificatie niet min als ontschuldight wordt enz. Amst. 1617.
In het jaar 1618 keerde Damius in de stad terug, toen de regering in contraremonstrantschen zin veranderd was, en werd hij, als een ijverig voorvechter dier partij, tot vroedschap ferkozen. In 1619 werd hij met twee anderen gecommitteerd, om de afgedane zaken bij de Noord-Hollandsche Synode ten aanzien der Remonstranten ten uitvoer te brengen, doch toen deze heeren met de kerkelijke gedeputeerden en de afgevaardigden uit de klassis van Alkmaar, ter laatstgemelde plaats bijeen waren, geraakte het volk, die de Remonstranten waren toegedaan, op de been. Damius en de verdere leden ontkwamen evenwel het dreigende gevaar, en het oproer werd door de regering gestild. Als ijverig voorstander der Contra-Remonstranten, deed hij zich kennen door de volgende geschriften:
Anti-Barlaeum, 4o.