[Philip Gebhart van Dam]
DAM (Philip Gebhart van), werd den 2den Junij 1802 te Utrecht geboren. In zijne jeugd gaf hij blijken van muzijkalen aanleg, koos de klarinet tot zijn instrument, ontving het eerste onderwijs in het jaar 1815 van den muzijkmeester Tiers, en maakte zoodanige vorderingen, dat hij gedurende den winter van 1818 op 1819, zich reeds als solist in de stads concerten liet hooren, en sedert dien tijd de plaats van eersten klarinettist in het orkest vervulde. In laatstgenoemd jaar trad hij als stafmuzijkant in dienst, bij het opgerigte muzijkkorps der 5de afdeeling infanterie, in welke betrekking hij gedurende een tijdvak van zes jaren, onder den verdienstelijken kapelmeester Warstadt met ijver werkzaam was, en zijn klarinetspel aanmerkelijk beschaafde en volmaakte. Hij onderscheidde zich in dien tijd ook zeer als onderwijzer in het klarinet-, fluit- en pianospel, als ook in den zang. Later was hij kapelmeester van de Utrechtsche schutterij, welken post hij tot aan zijnen dood waarnam, en maakte in 1830 den Tiendaagschen veldtogt mede, tot dat hij in 1834 teruggekeerd, zijne werkzaamheden hervatte; bij welke gelegenheid hem, door de officieren van het bataillon mobiele stedelijke schutterij, een fraai gewerkten snuifdoos werd vereerd, met toepasselijk inschrift, voor het door hem tot stand gebragte korps hoornblazers bij dat bataillon, gedurende de dienst te velde. Den 20sten Augustus 1835 ging hij een eerste huwelijk aan met Mejufvrouw A. van Leeuwen, en na haren dood, een tweede met hare zuster, Mejufvrouw N. van Leeuwen, den 19den December 1838. In het jaar 1836 ontving hij het honorair diploma bij de afdeeling Utrecht, der Maatschappij tot bevordering der toonkunst. Hij overleed den 27sten September 1841 en schreef:
Woordenlijst van in de hedendaagsche muzijk gebezigde uitdrukkingen enz., Utrecht, 1835, 16o. 2de verm. en verb. druk, aldaar 1849, 16o.
Zie Nederl. Muzijkaal Tijdschr. Jaargang III. (1841) bl. 183; (Brinkman), Alphab. Naaml. van Boek.