[Zweder van Culenburch]
CULENBURCH (Zweder van), of van Kuilenburg, leefde in het laatste gedeelte der vijftiende eeuw te Kuilenburg. Hij was een zoon van Hubert van Kuilenburg en behoorde tot het aanzienlijke geslacht van dien naam. Hij huwde met Ottonia van Heemskerk, bij wie hij twee kinderen verwekte, en schreef een kronijkje van Kuilenburg, loopende van het jaar 1015 tot 1494, en ofschoon van niet veel belang zijnde, bevat het nog al eene en andere bijzonderheid, die stad en het geslacht der Heeren van Kuilenburg betreffende, die elders te vergeefs gezocht worden. Hetzelve is in het Hollandsch geschreven en door Antonius Matthaeus onder den titel van:
Origines Culemburgicae, uitgegeven in zijne Analecta, T. III. p. 589-656, in 4o.
Hij deed zich ook kennen als dichter door een dichtstuk op het gevangen nemen van Aarnout, Hertog van Gelder, hetwelk gevonden wordt in het Memoriaal of beschrijving van de stad Grave, door Paringet en van Alen.
Zie Paquot, Memoir., T. V. p. 218, 219; de Chalmot, Biograph. Woordenb; de Wind, Bibl. van Nederl. Geschiedschr., D. I. bl. 88; van der Aa, Nieuw Woordenb. van Nederl. Dicht., D. II. bl. 30.